e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

Gevonden: 8094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afscheiding als teken van hengstigheid veem (vademen): (mv)  vēmǝ (Maastricht  [(meervoud van veem met een nieuwe meervoudsuitgang)]  ) [N 8, 45, 46 en 48] I-9
afscheuren, afritsen afrijten: aofrīētə (Maastricht), afritsen: aofritse (Maastricht), afscheuren: aafsjēūre (Maastricht), aofscheure (Maastricht), aofsjuirə (Maastricht), aofsjäöre (Maastricht, ... ), aofsjäörə (Maastricht, ... ), aofsjèùrə (Maastricht), aofsjöre (Maastricht), aofsjörə (Maastricht), afschuinen: aofschuine (Maastricht), ritsen: ritse (Maastricht), scheuren: sjaore (Maastricht) afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)] III-4-4
afschrijflat rei: ręj (Maastricht) Een zuiver vlak en recht geschaafde lat, soms voorzien van een maatindeling, waarlangs men een rechte lijn kan trekken en waarmee men kan controleren of iets recht is. Zie voor het door invullers uit Geulle (Q 18) en Mechelen (Q 204a) opgegeven woordtype ril ook DL, pag. 571 s.v. ɛr√ªleɛ en RhWb (VII), kol. 428 s.v. ɛRilleɛ.' [N 53, 185a; N 53, 185c; monogr.] II-12
afschrijflat, rij liniaal: linijāl (Maastricht) IJzeren of stalen lat waarlangs men rechte lijnen aftekent op het plaatmateriaal. De stalen rij wordt ook gebruikt voor het controleren van de vlakheid van materialen. Zie ook afb. 73. [N 33, 263; N 64, 84; N 66, 3] II-11
afschuimen afschuimen: āfšø̜jmǝ (Maastricht), ǭfšø̜jmǝ (Maastricht) De gist afscheppen met behulp van een schuimlepel. [N 35, 69; N 35, 71] II-2
afslaan, van noten afgooien: WLD  neut oafgoejə (Maastricht), afslaan: Endepols  aafsloan (Maastricht), beuken: Endepols  neut beuke (Maastricht), WLD  beuke (Maastricht), houwen: houwe (Maastricht), rammelen: Endepols  rammele (Maastricht), schudden: eigen spellingsysteem  sjudden (Maastricht), slaan: WBD/WLD  neu.t sloon (Maastricht), WLD  neut slaon (Maastricht) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] I-7
afsteekpasser speeknootje: spęjknø̄tšǝ (Maastricht) Winkelhaakvormige passer met op het lange been een verschuifbaar blokje met een spitse pen. Het wordt gebruikt om rechte lijnen af te tekenen. Het werktuig wordt dan met het korte been rustend op het werkblad langs het werkstuk geschoven waarbij de scherpe punt een lijn trekt. [N G, 16c] II-12
afstrijkboog boog: bō.x (Maastricht), snijboog: snęjbǭx (Maastricht) Boog met draad waarmee de overtollige klei wordt afgestreken. Zie afb. 20 en het lemma ɛafsnijderɛ.' [N 98, 77; monogr.] II-8
aftekenen met krijt aftekenen: ǭftęjkǝnǝ (Maastricht) In verband met het passen de kledingstukken aftekenen met krijt. [N 59, 75; N 59, 74] II-7
aftekenmal sjabloon: šablōn (Maastricht) Het model waarmee de delen op het plaatijzer worden afgetekend die er later moeten worden uitgekapt. Een aftekenmal wordt gemaakt wanneer er veel stukken van gelijke vorm moeten worden vervaardigd. [N 33, 249] II-11