33910 |
kreupel zijn |
(het is/staat) kreupel:
krø̜pǝl (Q095p Maastricht)
|
[JG 1a; N 8, 62k en 94f]
I-9
|
24893 |
kreupelhout |
bosjes:
WBD/WLD
böskəs (Q095p Maastricht),
onderhout:
ónderhout (Q095p Maastricht),
Endepols
onderhout (Q095p Maastricht)
|
Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24955 |
krib in de rivier |
dam:
dam (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
dàm (Q095p Maastricht),
dijk:
diek (Q095p Maastricht),
krib:
krib (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
krip (Q095p Maastricht),
uitham:
oetham (Q095p Maastricht)
|
krib, dam van rijswerk, stenen en aarde om de bedding van een rivier te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht [bol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33831 |
kribbebijter |
kribbebijter:
krebǝbī.tǝr (Q095p Maastricht)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|
26629 |
kriel |
biest:
bi.st (Q095p Maastricht),
fijnzemelen:
finzē.mǝlǝ (Q095p Maastricht)
|
Het op twee na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kriel grover dan boulté en fijner dan kortmeel. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ en ɛbuilmolenɛ. Een aantal molenaars (Q 95, Q 176, Q 188, Q 241) maakt geen onderscheid tussen de verschilende soorten die tussen ɛbloemɛ en ɛzemelenɛ worden aangetroffen. Zij die wel verschillende benamingen gebruiken, noemen kriel en biest datgene wat het dichtste bij meel staat.' [JG 1b; Vds 248; Jan 243; Coe 220; Grof 247; N O, 38e]
II-3
|
34465 |
krielkip |
kruiphennetje:
kruphenǝkǝ (Q095p Maastricht)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
21343 |
krijgen |
krijgen:
krīgə (Q095p Maastricht)
|
krijgen [ZND m]
III-3-1
|
22351 |
krijgertje spelen |
nalopertje spelen:
naolöperke spele (Q095p Maastricht),
nōͅl"pərkə (Q095p Maastricht),
nōͅlø͂ͅpərkə (Q095p Maastricht),
/
naoluiperke/ (Q095p Maastricht),
vgl. pag. 211: krijgertje spelen, ongebr.; steeds naoluiperke speule.
naoluiperke (speule) (Q095p Maastricht),
tikkertje spelen:
tikkerke (Q095p Maastricht),
/
tikkertsje (Q095p Maastricht)
|
/ [SND (2006)] || Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)] || Nalopertje (spelen): krijgertje spelen. || tikkertje/ [SND (2006)] || Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND m]
III-3-2
|
24198 |
krijsen |
keken:
keeke (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
keke (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
kekə (Q095p Maastricht),
kēēkə (Q095p Maastricht),
krijsen:
krijse (Q095p Maastricht),
kweken:
kwaakə (Q095p Maastricht),
schreeuwen:
sjriewe (Q095p Maastricht)
|
een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
21501 |
krijt |
krijt:
e stök witte kriēt (Q095p Maastricht),
kri.t (Q095p Maastricht),
krīt (Q095p Maastricht)
|
Een stuk wit krijt. [ZND 37 (1941)] || Het krijt waarmee het aantal te malen kiloɛs en de naam van de klant op het molenbord worden genoteerd. In Q 88 telde de molenaar volgens de boeren wel eens teveel. Men noemde dat dubbel schrijven (dø̜bǝl šri.vǝ)(Coenen, pag. 178).' [Coe 246; Grof 277] || krijt [ZND m]
II-3, III-3-1
|