31265 |
tas |
tas:
tas (Q095p Maastricht)
|
Een klein aambeeldje dat met zijn pinvormig uitlopende onderzijde in het aambeeldgat of tasgat wordt geplaatst of tussen de bekken van een bankschroef wordt geklemd. Zie ook de lemmata "aambeeldgat", "tasgat" en "bankschroef". De tas wordt door de smid onder meer gebruikt ter ondersteuning bij klinkwerkzaamheden en bij het vlakmaken van platen. De koperslager gebruikt het werktuig ook bij het drijven. Daarbij wordt plaatmateriaal met behulp van diverse hamers zodanig bewerkt, dat er holle en bolle plaatsen in ontstaan die uiteindelijk de vorm van het werkstuk bepalen. De tas kan daarom dus diverse vormen hebben, afhankelijk van de werkzaamheden die ermee moeten worden verricht. Zie ook afb. 24. [N 33, 46; N 33, 48; N 64, 35a-b; N 66, 16a-b; monogr.]
II-11
|
29796 |
tas stenen |
hoop:
hǫwp (Q095p Maastricht),
stapel stenen:
stāpǝl stęjn (Q095p Maastricht),
tas:
tas (Q095p Maastricht)
|
Een hoop gestapelde metselstenen. [N 31, 12; N 98, 158; L 26, 10; S 12; monogr.]
II-8
|
33430 |
tasruimte naast de dorsvloer |
winkel:
we.ŋkǝl (Q095p Maastricht)
|
Het schuurvak of de door het tasmuurtje van de dorsvloer gescheiden ruimte naast de dorsvloer waar veelal de graanschoven bewaard worden. Men stapelt er van de vloer tot onder het dak. Om schade door ratten of muizen tegen te gaan legt men onderaan takkenbossen of oud stro, ook maakt men wel een vloertje van planken op stenen, zodat de katten er onderdoor kunnen. Men tast in een van de vakken van de tasruimte ook wel stro of hooi. De benamingen betreffen de gehele tasruimte (bestaande uit een of meer vakken, naar gelang de indeling en de grootte van de schuur), één van de vakken van de tasruimte (vaak voor een bepaald gebruik) of een van de tasruimten als er aan beide zijden van de dorsvloer een is. Met een cijfer achter het codecijfer wordt, indien mogelijk, aangegeven uit hoeveel vakken de tasruimte bestaat of hoeveel van de zo genoemde tasruimten er zijn. In het lemma komen twee typen metonymieën voor: de benaming van de oogststapel wordt gebruikt voor de ruimte waar gestapeld wordt (in de gevallen tas en berm en hun samenstellingen) en ook wordt de benaming van de begrenzing van de ruimte, het gebont en de daarmee verbonden woordgroepen, benut voor de ruimte zelf. Deze twee gevallen van betekenisuitbreiding staan achter in het lemma bijeen. Zie ook het lemma "oogststapel in de schuur" (3.3.6). En vergelijk nog Goossens 1963b en 1973 (over wis) en, speciaal voor uilicht, Goossens 1988, 165-167, met kaart. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen (tas(t)) en (berm) het lemma "oogststapel in de schuur" (3.3.6), van het woorddeel (schuur) het lemma "schuur" (3.1.1). Zie ook afbeelding 14.e bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 69a; N 4A, 10b; N 5, 81 en 85a; N 14, 48; N 15, 49b; N C, 5a; JG 1a, 1b en 2c; L B2, 292; L 48, 13; Lu 2, 13; Gi 2.1, 20; S 50; monogr.; add. uit N 5A, 58b, 70a en 71]
I-6
|
29795 |
tasveld |
tasveld:
tas˲vɛlt (Q095p Maastricht)
|
De plaats waar de gebakken stenen worden opgeslagen in afwachting van verder vervoer. [N 98, 157; monogr.]
II-8
|
21871 |
taxeren |
schatten:
schatte (Q095p Maastricht),
sjatte (Q095p Maastricht),
sjattə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
sjette (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
sjàttə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
sjèètə (Q095p Maastricht),
taxeren (<fr.):
takseerə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
taxeere (Q095p Maastricht),
taxeeren (Q095p Maastricht),
taxere (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
tàkseerə (Q095p Maastricht)
|
de waarde van een artikel schatten [taxeren, schatteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24735 |
taxus |
taxus:
Endepols
taxus (Q095p Maastricht),
WBD/WLD
tàksus (Q095p Maastricht),
venijn:
Endepols
vé-nijn (Q095p Maastricht)
|
De taxus; heeft platte, kortgesteelde naalden, aan de bovenzijde zijn de naalden heel donkergroen; naalden en takken bevatten een vergiftige olie; paarden en vee sterven er snel aan; heeft opvallende bessen (ijf, venijnboom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
23649 |
te communie gaan |
communiceren (<lat.):
communicere (Q095p Maastricht),
de gedag houden:
gedaag hawwe (Q095p Maastricht),
naar de communie (<lat.) gaan:
nao də kumūūnie goon (Q095p Maastricht),
te communie (<lat.) gaan:
te cummunie goon (Q095p Maastricht),
te kemunie goon (Q095p Maastricht),
te kemuunie goon (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
te kemùnie goon (Q095p Maastricht),
Ook `ze gedaag (=godsdag) hawwe`.
te kemunie goon (Q095p Maastricht),
tot de communie (<lat.) gaan:
tot de kemūnie goon (Q095p Maastricht)
|
Tot de communie gaan, ter communie gaan, te communie gaan, communiceren onder de mis [kómmeletseere?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23932 |
te communie gaan op hoge feestdagen |
hoogdag houden:
ze gooddaag hawwe (Q095p Maastricht),
op hoge feestdagen te communie (<lat.) gaan:
op hoeg feesdaog te communie goon (Q095p Maastricht)
|
op hoge feestdagen te communie gaan (ter hoogtij(d) gaan). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
29098 |
te eng |
eng:
ęŋ (Q095p Maastricht),
spannetig:
spanǝtex (Q095p Maastricht),
strang:
straŋ (Q095p Maastricht)
|
Te nauw, gezegd van een kledingstuk of kledingstukonderdeel. [N 59, 130b; N 62, 26b; MW]
II-7
|
18241 |
te groot zijn |
flodderen:
flóddere (Q095p Maastricht),
flodderig zijn:
flodderig (Q095p Maastricht),
lommelen:
lummele (Q095p Maastricht),
slodderen:
slóddere (Q095p Maastricht)
|
niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)] || slodderen: flodderen
III-1-3
|