e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mal

Overzicht

Gevonden: 1732
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
elevator slang: slaŋ (Mal) Toestel voor het transport van los graan binnen de molen. In dit lemma is een aantal verschillende inrichtingen voor het vervoer van graan bijeengeplaatst. Met de slang bedoelt men in Q 181 een ø̄vijzel zonder eindeø̄. [N O, 24g; Jan 250; Coe 228; Grof 301; N O, 24h] II-3
ellende (lijden) ellende: He zit een d⁄ellende (Mal), misere: Ich been ziek van ne mizière (Mal), miserie: He zit een de mizière (Mal) Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)] III-1-4
emmer tob: toͅp (Mal, ... ) emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)] III-2-1
engel engel: n eengel twee eengele (Mal) Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)] III-3-3
engerling, larve van de meikever pop: poep (Mal) engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)] III-4-2
enten greffelen: greffele (Mal), gruffelen: gryfeŋə (Mal) [RND 08] [ZND 34 (1940)] I-7
enter jaarling: jø.rleŋ (Mal) Rund dat één jaar oud is. [N C, 9d; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20] I-11
entre-deux entre-deux: entre-deux (Mal) Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5] II-7
epidemie ziekte die besmettelijk is: de zukte is besmettelik (Mal) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] III-1-2
erf mesthof: meͅstəf (Mal) I-7