e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

Gevonden: 1904
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloemknop bot: bot (Martenslinde, ... ) bot, knop [ZND 34 (1940)] || knop [ZND 34 (1940)] III-4-3
bloemperk bed: beͅt (Martenslinde), bedje: beͅtšə (Martenslinde) [Goossens 1b (1960)] I-7
blussen blussen: blesse (Martenslinde), blesə (Martenslinde) blussen [ZND 23 (1937)] III-3-1
blutsen blutsen: bletse (Martenslinde), bletsə (Martenslinde), blétsen (Martenslinde) blutsen [ZND 01 (1922)] || De appels niet blutsen. [ZND 21 (1936)] III-1-2
bochel kroef: kruf (Martenslinde, ... ) bochel [ZND 01 (1922)] || bult [ZND 01 (1922)] || Hij heeft een bochel. [ZND 21 (1936)] III-1-2
bode bode: boi̯ (Martenslinde) bode [ZND 01 (1922)] III-3-1
boek boek: buk (Martenslinde, ... ) boek [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)], [ZND 44 (1946)] III-3-1
boekweit boekweit: bukǝt (Martenslinde) Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.] I-4
boekweitpannenkoek boekweitse koek: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m  brikəzəkuk (Martenslinde) boekweitkoek, pannekoek [ZND 01u (1924)] III-2-3
boer boer: būr (Martenslinde), būr (Martenslinde), den hei-jlen daag es hé al bej willemke, bej blancaar, bej gjanke, bej de boer, bej de timmerman, bej grautvoader, bej mig, bej dig, bej hèm, bej haar, bej os, bej oeg, bej hin (Martenslinde) boer [ZND 01 (1922)] || De hele dag is hij al bi Willempje, bij Blancquaert, bij Jantje, bij de boer, bij de timmerman, bij grootvader, bij mij, bij u (enkv.), bij hem, bij haar, bij ons, bij u (mv), bij hun [ZND 44 (1946)] || Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.] I-6, III-3-1