e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrede trede: trê (Meerssen) schrede [SGV (1914)] III-1-2
schreeuwen schreeuwen: sjrêêîve (Meerssen) schreeuwen [SGV (1914)] III-3-1
schrikkeljaar schrikkeljaar: sjrikkeljoar (Meerssen) schrikkeljaar [SGV (1914)] III-3-2
schrikken schrikken: sjrikke (Meerssen) schrikken (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
schrobben de stoep schrobben: ô kort zoals in konijn  de sjtôp sjrôbe (Meerssen), schrobben: schrobben (Meerssen), schròbbe (Meerssen, ... ), schrôbbĕ (Meerssen) schrobben [DC 15 (1947)] III-2-1
schrobbezem schrobborstel: Zie tekening: 3 (rechts) maar dan met korte haren  schrôbbeurschtĕl (Meerssen) bezem (soorten) [DC 15 (1947)] III-2-1
schroden (mout) malen: mālǝ (Meerssen) Het mout malen waardoor het in de korrel aanwezige extract kan oplossen. De invuller uit L 318 maakt hierbij onderscheid tussen "malen", waarbij hij bedoelt dat het mout grof wordt gemalen, en "pletten" in de betekenis van "mout" fijnbreken". [N 35, 15; monogr.] II-2
schroeien branden: branə (Meerssen) schroeien [SGV (1914)] III-2-1
schrokken slokken: sjlokke (Meerssen, ... ) gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)] III-2-3
schuchter bleu: blêû (Meerssen) bloode [SGV (1914)] III-1-4