e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weerlichten bliksemen: ⁄t bliksemt (Meerssen), lichten: leechte (Meerssen), weerlichten: wéérlichte (Meerssen) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wäer (Meerssen), wêr (Meerssen, ... ), ps. of toch omspellen volgens Frings: [wr]?  wär (Meerssen) weer [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
weerwolf werewolf: werewouf (Meerssen) weerwolf [SGV (1914)] III-3-3
wees wees: weis (Meerssen) wees [SGV (1914)] III-2-2
weesgegroet weesgegroet: weesgegroet (Meerssen) Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)] III-3-3
weg weg: wex (Meerssen) weg [RND] III-3-1
wegsnijden kant(en) afdunnen: kantǝ āfdønǝ (Meerssen) Wegsnijden van de naadinleg, kanten afdunnen. [N 59, 117b] II-7
wei band: bęnt (Meerssen), wei: wēi̯ (Meerssen), wē̜i̯ (Meerssen, ... ), węi̯ (Meerssen, ... ) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
weiland in het algemeen wei: węi̯ (Meerssen), (mv)  węi̯ǝ (Meerssen) Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.] I-8
wenkbrauw ogenbrauw: augəbraujə (Meerssen), oogsbrauw: augsbroy (Meerssen), ougsbroaj (Meerssen) wenkbrauw [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1