e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meidoorn doornsheg: zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd  derrsheig (Meeuwen) haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)] III-4-3
meikever boekweitkever: ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;  bōgetekēͅver (Meeuwen), eikenmulder: ɛikəmoͅlər (Meeuwen), ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;  eikemoller (Meeuwen), mulder: mölder (Meeuwen), sintjanskever: ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;  sintjanskēͅvər (Meeuwen) meikever [ZND 01 (1922)] III-4-2
meikoningin meikoningin: meikoningin (Meeuwen) Het gebruik om op 30 april of een dag in mei een meisje tot koningin of een jongen tot koning te kiezen [meikoningin]. [N 88 (1982)] III-3-2
meisje gors: nogal denigrerend  gòrs (Meeuwen), maagdje: mééchtsjə (Meeuwen), afleiding van maagd  mèègdsje (Meeuwen), meisje: mééjsjə (Meeuwen), pul: pöl (Meeuwen), vrouwtje: vruiwke (Meeuwen), wicht: wècht (Meeuwen), wécht (Meeuwen) een (niet noodzakelijk) kleinevrouw, als een jeugdig meisje || klein meisje || knap en flink meisje || meisje III-2-2
meisje met wie een jongen verkering heeft lief: lief (Meeuwen, ... ) het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] III-2-2
meisje met wie men verloofd is lief: lief (Meeuwen, ... ), wicht: wècht (Meeuwen) verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] || verloofde of vriendin III-2-2
melaatsheid melaatsheid: məlaatshɛit (Meeuwen) Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lazerij). [N 84 (1981)] III-1-2
melden (kaartterm) melden: als er iemand is die van een ander iets moet hebbem dan meldt hij zich wel eens  melden (Meeuwen) Melden. (in welke betekenis wordt dat woord gebruikt? Geef de uitdrukking waarin het voorkomt, b.v. bij het kaartspelen, enz.). [ZND 38 (1942)] III-3-2
melganzevoet smeel: smēl (Meeuwen) Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.] I-5
melk melk: męlǝk (Meeuwen), mɛ.lǝk (Meeuwen) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11