e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
noors verband, kettingverband kettingverband: kɛteŋvǝrbānt (Meeuwen), schakelverband: sxākǝlvǝrbant (Meeuwen) Metselverband dat doorgaans wordt toegepast bij halfsteensmuren, maar dat ook bruikbaar is bij steensmuren. Zie ook afb. 36. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek; tweede laag: drieklezoor, strek, kop, strek, strek; derde laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 15/16). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24f; monogr.; N 31, 24e] II-9
noot noot: nuut (Meeuwen) noot [DC 47 (1972)] III-2-3
nootmuskaat muskaat: mesjoat (Meeuwen), Het is een verbasterde vorm van mesjoat  besjoat (Meeuwen), In verbasterde vorm van mesjoat naar analogie met besji-jt  besjoat (Meeuwen), notemuskaat: nutebesjoat (Meeuwen) muskaat || nootmuskaat III-2-3
nors bars: bars (Meeuwen), zuur: zuur (Meeuwen) onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)] III-3-1
noten afslaan afslaan: afsluun (Meeuwen), houwen: heuwen (Meeuwen) noten afslaan [ZND 36 (1941)] III-2-3
nutteloze arbeid verrichten voor niks werken: vrineksweͅrkə (Meeuwen) nutteloze arbeid verrichten [N 85 (1981)] III-1-4
o.l.v.-hemelvaart lieve-vrouw-halfoogst: leve vruiw half eugst (Meeuwen), onze-lieve-vrouwdag: OLV dag (Meeuwen) Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)] III-3-2
obstakel iets dat miskomt: iets dat miskomt (Meeuwen), ongemak: óngəmaak (Meeuwen), tegenslag: tīgəslāx (Meeuwen) hinder, last || iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)] III-1-4
ochtend (vanmorgen de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]: virmenəf (Meeuwen), middag: vîêrmiddəch (Meeuwen) s morgens) [N 91 (1982)], [RND] III-4-4
oever kant: kant (Meeuwen), kànt (Meeuwen), oever: oever (Meeuwen) oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)] III-4-4