e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meeuwen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kneuzen blutsen: blitsen (Meeuwen) blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3
knibbelen mikado: mikado (Meeuwen) Het spel waarbij de spelers staafjes (26 of 28) die verward op een hoopje liggen, met een haakje of een staafje telkens een staafje moeten ophalen zonder de andere te bewegen [knibbelen, knipperen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knie knie: kni (Meeuwen), knie (Meeuwen) knie [N 10b (1961)], [RND] III-1-1
kniebeschermer knielap: knilap (Meeuwen  [(id)]  ), knieënlap: kniǝlap (Meeuwen  [(id)]  ) Rubber of leren kapje dat ter bescherming over de knie wordt gedragen. De kniebeschermer wordt volgens de invuller uit L 330 vooral gebruikt tijdens het leggen van vloeren in gebouwen. [N 30, 6b; monogr.] II-9
knieholte knievouw: knievaw (Meeuwen) hoe heet men de knieboog, d.w.z. de plooi achter in het been op de hoogte van de knie ? [ZND 36 (1941)] III-1-1
kniezen lamenteren: lamenteren (Meeuwen), treuren: treuren (Meeuwen) een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] III-1-4
knijpen pitsen: pitsen (Meeuwen), pitsə (Meeuwen) iemand in de arm nijpen [ZND 34 (1940)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] III-1-2
knikkebenen door de knie?n zakken: door de knieën zakke (Meeuwen) lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)] III-1-2
knikker huif: hief (Meeuwen, ... ), huf (Meeuwen), , /  hieven (Meeuwen), Gaan we hieven schieten?  hif (Meeuwen), marbel: marbel (Meeuwen), marbol: marbol (Meeuwen) Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || Hief: knikker. || Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)] || Knikker: de kleine (van steen of glas). [ZND 16 (1934)] || knikkers [SND (2006)] III-3-2
knikkeren huiven schieten: Sub hief.  hieven schieten (Meeuwen) [Knikkeren]. III-3-2