e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opgewarmde koffie larie: Syst. WBD  larrie (Meijel, ... ), sloeber: Syst. WBD  sloeber (Meijel) Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)] III-2-3
opgezette zak opgestikte tas: opgestektə tɛsə (Meijel) een opgezette zak (opgezette zak of tes, stölpzak) [N 59 (1973)] III-1-3
opgooien (tossen) tossen: tosse (Meijel), toͅsə (Meijel) Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)] III-3-2
opgroeiend jong kipje pul: pø̜l (Meijel), pulletje: pø̜lkǝ (Meijel) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
ophaken ophaken: ophø̜̄kǝ (Meijel) De wisboom hoger plaatsen om met de volgende laag te beginnen. [N F, 42] II-9
ophalen ophalen: ophālǝ (Meijel) De laatste poetsbewerking van de schoen met behulp van borstels en zachte doeken om de schoen zijn diepste glans te geven. [N 60, 143a] II-10
ophanger ophanger: ophɛŋǝr (Meijel), ophɛŋər (Meijel) het lusje waarmee men de jas kan ophangen [N 59 (1973)] || Het lusje waarmee men de jas kan ophangen. [N 59, 125; Gi 1.IV, 37] II-7, III-1-3
ophijsen aan de worm: an dǝ wø̜̄rǝm (Meijel) Nadat haken achter de blootgelegde pezen zijn gestoken of een balkje door de opening tussen de pezen en de poten is geschoven, worden aan de haken of aan het balkje touwen bevestigd. De touwen worden over een balk door twee ogen in het plafond of iets dergelijks aangetrokken, waardoor het rund uit de slachtbrug wordt getrokken, de poten gespreid. Volgens de respondent uit L 211 gaat het als volgt. De sterke kartouwen worden aan een balk vastgemaakt. Het ronde balkje wordt door de achterpoten gestoken en de lus een slag om het balkje gelegd. Door de lus stak men een z.g. karpaal. Met twee man tegelijk draaide men het balkje rond, waardoor het kartouw rond het balkje werd gewonden en de koe omhoog gehesen. Soms maakte men bij dit ophijsen gebruik van een katrol of lier. [N 28, 65; N 28, 66; monogr.] II-1
ophitsen aanhitsen: aanhitse (Meijel), ophitsen: ophitsen (Meijel), opstoken: opsteuke (Meijel), opstôke (Meijel), stoken: steukə (Meijel) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4
ophouden met het werk ophouden: ophouwen (Meijel), uitscheiden: utjsjeien (Meijel), utjsjéétə (Meijel) ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4