32867 |
maaipad |
jaan/gaan:
gǭn (L209p Merselo)
|
Lege gang of leeg pad dat ontstaat na het maaien van een baan graan; de gemaaide oppervlakte. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanzwad, rij gemaaide halmen'' (4.2.10). [N 15, 25a; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|
26656 |
maalloon, maalgeld |
scheploon:
scheploon (L209p Merselo)
|
Het maalloon in de vorm van een gedeelte van het gemalen graan of een bedrag in geld dat de molenaar uit het meel schept respectievelijk in rekening brengt. Het maalloon in natura varieerde van plaats tot plaats. Zo vermelden de invullers uit l 213 en l 216 dat daar 1/20 deel werd geschept. In Q 39 werd 1/16 van iedere 100 kilogram als maalloon ingehouden. Volgens de zegsman uit l 381b werd er een onderscheid gemaakt tussen enerzijds het zelf brengen van graan naar de molen en het halen van graan door de molenaar met behulp van de wagen. In het eerste geval werd 1/20, in het tweede geval 1/16 van iedere 100 kilogram meel als maalloon geschept. In l 209 was 1 kilogram gebruikelijk; toch werd ook naar de draagkracht van de boer gekeken bij de bepaling van het maalloon. Voor zover opgegeven door de invullers, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken opgenomen hoeveel het maalloon in de betreffende plaats bedroeg. De woordtypen maalloon (Q 1, Q 2a, Q 3, Q 5, Q 71, Q 72, Q 82, Q 88, Q 95, Q 162, Q 180, Q 188, Q 240, Q 241), maalgeld (l 416, l 417, l 418, P 119, P 120, P 176, P 177a, P 184, P 187, P 188, P 195, Q 77, Q 78, Q 88, Q 159, Q 160, Q 160a, Q 162, Q 164, Q 181, Q 240), molster (K 360, l 414, P 57, Q 2a, Q 84, Q 91), molser (P 184) en molstergeld (Q 83) zijn specifiek van toepassing op een betaling in geld. De woordtypen monster en monstermeel zijn daarentegen in respectievelijk K 318 en K 359 voor ø̄maalgeldø̄ niet gebruikelijk. [N O, 38h; A 42A, 48; JG 1a; JG 1b; Vds 170; Jan 271; Jan 272; Coe 254; Coe 255; Grof 294; Grof 295; monogr.]
II-3
|
20509 |
maaltijd |
knap:
knap (L209p Merselo),
maal:
mól (L209p Merselo, ...
L209p Merselo),
maaltijd:
móltied (L209p Merselo),
s-zondagseten:
sòndágsaete (L209p Merselo)
|
eten || lekker en uitgebreid eten || maal || maaltijd
III-2-3
|
20593 |
maaltijd in de voormiddag |
negenuursekoffie, de -:
9uurse koffie (L209p Merselo),
tweede koffie, de -:
twedde koffie (L209p Merselo)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 9 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
25165 |
maansverduistering |
maaneclips:
moaneclips (L209p Merselo),
maansverduistering:
moansverduustering (L209p Merselo)
|
Eclips van de maan [SGV (1914)]
III-4-4
|
25162 |
maanx |
maan:
moan (L209p Merselo)
|
maan [SGV (1914)]
III-4-4
|
24879 |
madeliefje |
meelzoetje:
maelzödje (L209p Merselo),
meibloemetje:
mejbluumke (L209p Merselo)
|
madeliefje || meizoentje
III-4-3
|
32984 |
mais |
maïs:
mai̯s (L209p Merselo)
|
Zea mays L. Hoogopschietende graansoort met bloeikolven. Vroeger (in Q 14 wordt gepreciseerd: "vóór 1915") alleen als kippevoer bekend; maar de laatste decennia hoe langer hoe meer geteeld als veevoeder. Maïs wordt tegenwoordig op rijen gezet met een afstand van ongeveer 50 cm. Turkentarwe (naar de vreemde herkomst) was de oude en vrij algemene Zuidnederlandse benaming die door het veel kortere maïs verdrongen werd. Het type korentjestarwe, lett. "korreltjes-tarwe", dial. ''kurkentarwe'', is wel een volksetymologie van turkentarwe; in de veelvuldig voorkomende doubletten verschilt alleen de eerste medeklinker. De Vorsense opgave pǝtruk komt uit het Waalse peûs d''trouc'' (pois de Turc), "erwt uit Turkije". Zie afbeelding 1, g.' [N P, 22; JG 1a, 1b; L lijst graangewassen, 4; monogr.; add. uit N 15, 1b]
I-4
|
19110 |
maken |
maken:
maake (L209p Merselo),
maken (L209p Merselo)
|
maken [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
20205 |
man |
kerel:
kĕl (L209p Merselo),
mens:
mins (L209p Merselo, ...
L209p Merselo,
L209p Merselo)
|
man [RND], [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|