21194 |
luchtballon |
luchtballon:
loojt-ballon (Q196p Mheer)
|
een ballon die kan opstijgen met een mand eronder om personen te vervoeren [ballon, luchtbal, luchtbol, luchtschip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24998 |
luchtbel in water |
wel:
wal (Q196p Mheer)
|
de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17687 |
luchtpijpen |
luchtpijpen:
de loojtpīēp (Q196p Mheer)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25217 |
luchtx |
lucht:
log (Q196p Mheer),
loojt (Q196p Mheer),
lōjt (Q196p Mheer)
|
lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
lucifer:
lusefer (Q196p Mheer),
zwegel:
zjweggel (Q196p Mheer),
zwee:gel (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer,
Q196p Mheer),
zwēͅgəl (Q196p Mheer)
|
Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)] || lucifer [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
luij (Q196p Mheer),
vuil:
vōēl (Q196p Mheer)
|
lui (traag) [SGV (1914)] || niet verlangend om te werken of een handeling te verrichten [lui, niet scheutig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
luj (Q196p Mheer),
luu (Q196p Mheer),
lyj (Q196p Mheer)
|
lui (lieden) [SGV (1914)] || lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] || mensen [RND]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
beuken:
beuëke (Q196p Mheer),
ook materiaal znd 28, 53
bökke (Q196p Mheer),
krijsen:
ook materiaal znd 28, 53
kriessje (Q196p Mheer),
krijten:
kriete (Q196p Mheer),
ook materiaal znd 28, 53
kriëtte (Q196p Mheer)
|
krijten [SGV (1914)] || luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)] || zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
loewe (Q196p Mheer)
|
luiden [SGV (1914)]
III-3-3
|
20478 |
luier |
luier:
luier (Q196p Mheer),
windel:
windel (Q196p Mheer)
|
luier [SGV (1914)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)]
III-2-2
|