e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Molenbeersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sint-maarten sint-maarten: sint mertien (Molenbeersel) Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)] III-3-2
sinterklaas sinterklaas: sentər klaos (Molenbeersel, ... ) Sint-Niklaas. [ZND 06 (1924)] III-3-2, III-3-3
sjalot sjalot: šəloͅt (Molenbeersel) sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sjees sjees: šiǝs (Molenbeersel) Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13
sla, algemeen salade: slāi (Molenbeersel) [Goossens 1b (1960)] I-7
slaan houwen: bunt ɛn blāuw gəhoit (Molenbeersel) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
slachten slachten: slaxtǝ (Molenbeersel) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slag mop: mŏŏp (Molenbeersel), slag: slaag (Molenbeersel), slāch (Molenbeersel) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] || slag, klap, stoot [ZND 06 (1924)] III-1-2
slaglijnen slaglijnen: slāxlīnǝ (Molenbeersel) De drie of vier touwen waarmee de zeilen in gedeeltelijk opgerolde toestand worden vastgelegd. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛkoordjeɛ, ɛhalflijnɛ en ɛstroomlijnɛ.' [N O, 5f; N O, 5e; N O, 5j; N O, 5b; A 42A, 70; A 42A, 71] II-3
slak slak: sleͅk (Molenbeersel) slak, alg. [ZND 06 (1924)] III-4-2