e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knijpen knijpen: (aog)kniepə (Montfort), kniepə (Montfort), nijpen: niepe (Montfort), pitsen: pitse (Montfort, ... ) knellen [SGV (1914)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] || nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikkebenen huppen: hieppe (Montfort), wippen: wieppe (Montfort) lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)] III-1-2
knikker kuls: kuilse (Montfort, ... ), köls (Montfort), /  Kölse (Montfort) Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)] || knikker [SGV (1914)] || knikkers [SND (2006)] III-3-2
knikkeren kulsen: Kölse (Montfort) Lievelingsspel 1. [SND (2006)] III-3-2
knikkerkuiltje kuiltje: kuulke (Montfort, ... ), marvelenkuiltje: Knikkerkuiltje.  mervelekuulke (Montfort), putje: puitje (Montfort) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke] [N 88 (1982)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] || Knikkers in een kuiltje gooien [stoeken, stuiten]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkers laten rollen druilen: WNT: druilen, daarnaast vroeger ook drullen, 4. [...] IN Dordrecht in toepassing op het traag voortrollen van een knikker.  druilen (Montfort), dullen: dulle (Montfort) Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkers laten stuiteren kletsen: kletsen (Montfort), raken: raake (Montfort) Knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knipogen knipogen: knipaogə (Montfort), oogje knippen: eugske knippe (Montfort), uigske knippe (Montfort), uigskə knippə (Montfort) knipogen [SGV (1914)] || Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)] III-1-1
knobbels in de uier scheut: šø̄t (Montfort) Knobbels die in de uier kunnen ontstaan bij uierontsteking. [N 52, 5c; A 48A, 10c] I-11
knoeien knoeien: knooje (Montfort), slabberen: schlabbere (Montfort) morsen [SGV (1914)] || slabben [SGV (1914)] III-2-3