17920 |
knijpen |
knijpen:
(aog)kniepə (L382p Montfort),
kniepə (L382p Montfort),
nijpen:
niepe (L382p Montfort),
pitsen:
pitse (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
knellen [SGV (1914)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] || nijpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18151 |
knikkebenen |
huppen:
hieppe (L382p Montfort),
wippen:
wieppe (L382p Montfort)
|
lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22363 |
knikker |
kuls:
kuilse (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
köls (L382p Montfort),
/
Kölse (L382p Montfort)
|
Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)] || knikker [SGV (1914)] || knikkers [SND (2006)]
III-3-2
|
22361 |
knikkeren |
kulsen:
Kölse (L382p Montfort)
|
Lievelingsspel 1. [SND (2006)]
III-3-2
|
22364 |
knikkerkuiltje |
kuiltje:
kuulke (L382p Montfort, ...
L382p Montfort,
L382p Montfort,
L382p Montfort),
marvelenkuiltje:
Knikkerkuiltje.
mervelekuulke (L382p Montfort),
putje:
puitje (L382p Montfort)
|
Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke] [N 88 (1982)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] || Knikkers in een kuiltje gooien [stoeken, stuiten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22471 |
knikkers laten rollen |
druilen:
WNT: druilen, daarnaast vroeger ook drullen, 4. [...] IN Dordrecht in toepassing op het traag voortrollen van een knikker.
druilen (L382p Montfort),
dullen:
dulle (L382p Montfort)
|
Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22503 |
knikkers laten stuiteren |
kletsen:
kletsen (L382p Montfort),
raken:
raake (L382p Montfort)
|
Knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17784 |
knipogen |
knipogen:
knipaogə (L382p Montfort),
oogje knippen:
eugske knippe (L382p Montfort),
uigske knippe (L382p Montfort),
uigskə knippə (L382p Montfort)
|
knipogen [SGV (1914)] || Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
34192 |
knobbels in de uier |
scheut:
šø̄t (L382p Montfort)
|
Knobbels die in de uier kunnen ontstaan bij uierontsteking. [N 52, 5c; A 48A, 10c]
I-11
|
20857 |
knoeien |
knoeien:
knooje (L382p Montfort),
slabberen:
schlabbere (L382p Montfort)
|
morsen [SGV (1914)] || slabben [SGV (1914)]
III-2-3
|