19086 |
(iets) zich niet aantrekken |
niet aantrekken:
doe mos dich dat nit atrikke (Q252p Moresnet)
|
Ge moet u dat niet aantrekken [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
17967 |
(met) het hoofd stoten |
botsen:
bu.tsə (Q252p Moresnet),
knotsen:
zw.x knutsə (Q252p Moresnet)
|
stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17675 |
(met) stevige benen |
ordentliche (du.) stelten:
deͅ. ha.t oͅ.rəntle.xə štēͅ.ltə ondər jə drie.təs (Q252p Moresnet),
vast staan:
heͅə štê.t va.s (Q252p Moresnet)
|
benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17863 |
(zich) bukken |
(zich) bukken:
ze.x bø.kə (Q252p Moresnet)
|
bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22095 |
<naam> |
namensdag:
namensdagvieren (Q252p Moresnet),
namensdag vieren:
namensdagvieren (Q252p Moresnet)
|
Hoe heet: het naamfeest van iemand vieren? [ZND 32 (1939)], [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
31697 |
aaks |
aaks:
aks (Q252p Moresnet)
|
Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.]
II-12
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
een allemoos (Q252p Moresnet)
|
aalmoes [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
33187 |
aanaarden |
hogen:
hȳǝgǝ (Q252p Moresnet)
|
Een dag of veertien na het poten wordt het opschietende onkruid van het aardappelveld weggehaald door er met een omgekeerde eg of een kettingeg overheen te gaan; tegelijkertijd wordt dan de grond rul gemaakt en dat bevordert de groei van de planten. Enige tijd later, wanneer de aardappelplantjes ongeveer 10 cm zijn opgeschoten, wordt er tussen de rijen geschoffeld om het onkruid te verwijderen; doorgaans met de schoffelmachine. Weer enige tijd later, vroeger rond 21 juni, wordt de grond rond de voet van de struikjes opgehoogd om de knolletjes die aan de oppervlakte groeien te beschermen. Deze knolletjes moeten goed onder de grond ziten; anders worden ze groen en zijn alleen nog als varkensvoer te gebruiken. Op sommige plaatsen echter werden die kleine groene knolletjes juist als pootgoed gebruikt. Dit ophogen wordt aanaarden genoemd en kan op verschillende manieren gebeuren, met de hak of met tenminste twee soorten aanaardploegen. In dit lemma staan de algemene termen voor het aanaarden bijeen. [N 12, 23; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L B2, 294; L 32, 4; Lu 5, 24b; monogr.; add. uit N 11A, 83; N 18, 42 en 43; A 44, 21]
I-5
|
17926 |
aanhoudend bepoetelen |
knuffelen:
knuv.ələ (Q252p Moresnet)
|
aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21488 |
aanranden |
aanpakken:
apakke (Q252p Moresnet),
aanranden:
a ranse (Q252p Moresnet)
|
aanranden [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|