18549 |
broekzak opzij |
boksentas:
boksetesj (Q022p Munstergeleen)
|
broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broer:
broor (Q022p Munstergeleen, ...
Q022p Munstergeleen),
brōr (Q022p Munstergeleen)
|
broeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] || broer [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
20160 |
broers en zusters (coll. niet gebruiken |
kinder:
də keͅnjər (Q022p Munstergeleen)
|
zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24307 |
brommen, zoemen van een insect |
brommen:
bromme (Q022p Munstergeleen)
|
brommen [SGV (1914)]
III-4-2
|
24948 |
bron |
bron:
bron (Q022p Munstergeleen)
|
Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I]
I-8
|
34342 |
bronstig |
berig:
berig (Q022p Munstergeleen),
bēǝrex (Q022p Munstergeleen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
33864 |
bronstig, van merries |
rossig:
rø̜sex (Q022p Munstergeleen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
20769 |
brood |
brood:
brōad (Q022p Munstergeleen)
|
brood [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
20710 |
broodje |
broodje:
br‰Ëëtje = pistolee Een broodje meestal met een of ander vleessoort vermengd gebakken, dus een soort pasteitje.
brēūëtjes (Q022p Munstergeleen),
kadetje:
Klein wit rond broodje; wordt of werd meestal s morgens door de bakker bezorgd, dus een z.g. ochtendbroodje.
kedétje (Q022p Munstergeleen),
krombroodje:
Een broodje in langwerpige vorm in een halve maan gebakken (tek. zie vragenlijst). Krombroodjes worden omstreeks halfvasten gebakken met of zonder krenten of rozijnen (dit is meer folkloristisch). Wordt ieder jaar met halfvastenzondag in Sittard aan de kinderen uitgedeeld.
krombrēūëtje (Q022p Munstergeleen),
krul:
Een broodje wat gedraaid of verwrongen wordt gebakken(tek. zie vragenlijst). Wordt meestal gemaakt van deeg die overgebleven is, dus waar geen heel brood meer van te maken is.
kröl (Q022p Munstergeleen),
pistolet:
Een broodje meestal met een of ander vleessoort vermengd gebakken, dus een soort pasteitje.
pistolee (Q022p Munstergeleen)
|
Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20670 |
broodpap |
broodjespap:
brēūëdjespap (Q022p Munstergeleen)
|
Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|