17637 |
schouder |
schouder:
schouvers optrekke (L288p Nederweert),
schouwer (L288p Nederweert)
|
schouder [SGV (1914)] || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33059 |
schoven binden |
binden:
beŋǝ (L288p Nederweert),
opbinden:
ǫp˱beŋǝ (L288p Nederweert)
|
Het werk van de binder die achter de zichter aankomt en die om de hoeveelheid halmen die de zichter afgetrokken heeft twee (soms ook één) banden doet en zo de garven, gebonden schoven, maakt. Wanneer het graan met de zeis gemaaid wordt en de aflegger achter de maaier aankomt, worden het "afleggen", het "vormen" en het "binden" vaak in één doorgaande handeling uitgevoerd. Jassen en kassen worden (elders) ook gebruikt voor het opzetten en samenbinden van de korenhokken, zie het lemma ''schoven opzetten in een hok'' (4.6.13). De volgorde van de varianten van het type binden is: a. consonantcluster: -nd-/-ndj-/-]d, -n-, -nj-, -]-; b. vocalisme: -e-, -ę-, -ęi̯-, -ē-, -i-.' [N 15, 15d, 15e2 en 20; JG 1a, 1b; A 23, 16.2; L 1 a-m; L 1u, 15; L 48, 34.2; Lu 1, 16.2, Lu 2, 34.2; monogr.]
I-4
|
33124 |
schoven ontbinden |
losdoen:
lǫs˱dōn (L288p Nederweert)
|
Voordat men met het eigenlijke dorsen begint, worden de banden van de schoven losgemaakt. Eerst wordt tenminste de kopband weggenomen van de bovenste laag van het bed. De zegsman van L 294 gaf dit uidrukkelijk op. Maar het komt ook voor dat men de schoven pas ontbindt als men een tijdje gedorst heeft, voordat men de schoven voor de eerste keer keert of opschudt. Dat laatste is steeds in het onderstaande lemma aangegeven. De zegslieden maakten wel melding van dit gebruik zonder het evenwel te benoemen in L 265, 422, 427, 429a, P 107a, 175, Q 14, 77, 78, 99* en 111. [N 14, 23 a en b; monogr.]
I-4
|
20789 |
schransen |
buffelen:
Bargoens Dao hep ich nog ¯s lekker gebuffeltj
buffele (L288p Nederweert),
gangen:
¯m Flînk genge aane taofel Mette kêrremis kozje-n-¯m bi-j femiêlie goot genge aane vlaaj
genge (L288p Nederweert),
keimen:
keîme (L288p Nederweert),
keimesen:
keîmese (L288p Nederweert),
muizen:
mouze (L288p Nederweert),
schransen:
schrânse (L288p Nederweert),
Hae kos schrânse wisse aane nek vôl zaat
schrânse (L288p Nederweert),
volbuilen:
Zitje zich bi-j oos Mi-j weer vôl te buûle: zit hij zich nota bene bij ons Mia weer vol te eten
volbuûle (L288p Nederweert),
vreten:
vreête (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert),
Di-j jóng vrieëte mich de oeëre van de kop Dae waere gein vrieëters geboeëre, waal gemaaktj: Als je gulzig bent, getuigt dit van een slechte opvoeding Ich kós tich wul opvrieëte Dao krieëge vae goot te vrieëte: daar was eten in overvloed Dae vritj mich wat ewég: hij eet veel
vrieëte (L288p Nederweert)
|
eten, schranzen || flink eten, zich te buiten gaan aan eten || veel eten || vreten
III-2-3
|
32425 |
schrappaardje |
schrapbokje:
sxrap˱bø̜kskǝ (L288p Nederweert),
schrappaardje:
sxrappɛrtjǝ (L288p Nederweert)
|
Werkbankje met drie poten, waarop de klompenmaker schrijlings zittend de klomp met het schrapmes glad schrapt. Om de buitenkant te kunnen gladschrappen drukt hij de klomp met de buik tegen een houten blok dat op het schrappaardje is vastgezet. Zie ook afb. 251. In Sevenum (L 266) was in plaats van een houten blok een ijzeren pin op het schrappaardje bevestigd, waartegen de klomp tijdens het schrappen werd vastgedrukt. [N 97, 105a; A 29a, 13b; Bakeman 8; monogr.]
II-12
|
17947 |
schrede |
trede:
trêj (L288p Nederweert)
|
schrede [SGV (1914)]
III-1-2
|
21368 |
schreeuwen |
kaken:
kake (L288p Nederweert),
kweken:
kwēkǝ (L288p Nederweert),
schreeuwen:
schrêuwe (L288p Nederweert)
|
Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || schreeuwen [SGV (1914)]
I-12, III-3-1
|
24373 |
schrijvertje |
broedwormpje:
broeëdwörmke (L288p Nederweert),
insect
broeëtwörmke (L288p Nederweert)
|
schrijvertje
III-4-2
|
33816 |
schrikachtig |
schouw:
sxōǝu̯ (L288p Nederweert)
|
Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k]
I-9
|
19536 |
schrobbezem |
schrobber:
sxrøbər (L288p Nederweert)
|
schrobber
III-2-1
|