e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

Gevonden: 3561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duizendblad hazegerf: hazegerf (Neer), hāzǝgɛrǝf (Neer) Achillea millefolium L. Het gewoon duizendblad komt zeer algemeen voor in grasland, langs wegen en op stortplaatsen, maar ook als sierplant. Het heeft zeer fijnverdeelde veervormige bladeren, wit tot roze bloempjes in een schermvormige tuil en bloeit van juni tot oktober. De hoogte varieert van 15 tot 50 cm. [A 42B, 4a; monogr.] || duizendblad I-5, III-4-3
duizendpoot duizendbeen: doezendbeen (Neer) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2
dulden verdragen: eemes verdragen (Neer) iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)] III-3-1
dun sneetje brood herst: Syst. WBD eine herst = spek  herst (Neer), lap: Syst. WBD  lap spek (Neer), schijf: Syst. WBD  sjīēf spek (Neer), sjīēf vleis (Neer), sjīēf wórst (Neer), snee: Syst. WBD  snèè brôôd (Neer) Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)] III-2-3
durfal frechlap (<du.): eine vreklap (Neer), kadee: eine kedee (Neer) iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)] III-1-4
dutje hazenslaap: haazesjlaop (Neer) Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] III-1-2
duur duur: (= duur).  deur (Neer), prijzig: priezig (Neer) veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)] III-3-1
duwen duwen: düjə (Neer) duwen [RND] III-1-2
dwarsbalkjes, egscheien scheien: šęi̯ǝ (Neer) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2
dwarsbouwers scheefbouwers: scheefbouwers (Neer) Bijen die dwars of kruisgewijze door de korf heen bouwen. [N 63, 17d; N 63, 17c] II-6