24811 |
duizendblad |
hazegerf:
hazegerf (L294p Neer),
hāzǝgɛrǝf (L294p Neer)
|
Achillea millefolium L. Het gewoon duizendblad komt zeer algemeen voor in grasland, langs wegen en op stortplaatsen, maar ook als sierplant. Het heeft zeer fijnverdeelde veervormige bladeren, wit tot roze bloempjes in een schermvormige tuil en bloeit van juni tot oktober. De hoogte varieert van 15 tot 50 cm. [A 42B, 4a; monogr.] || duizendblad
I-5, III-4-3
|
24312 |
duizendpoot |
duizendbeen:
doezendbeen (L294p Neer)
|
duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
21794 |
dulden |
verdragen:
eemes verdragen (L294p Neer)
|
iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20721 |
dun sneetje brood |
herst:
Syst. WBD eine herst = spek
herst (L294p Neer),
lap:
Syst. WBD
lap spek (L294p Neer),
schijf:
Syst. WBD
sjīēf spek (L294p Neer),
sjīēf vleis (L294p Neer),
sjīēf wórst (L294p Neer),
snee:
Syst. WBD
snèè brôôd (L294p Neer)
|
Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19311 |
durfal |
frechlap (<du.):
eine vreklap (L294p Neer),
kadee:
eine kedee (L294p Neer)
|
iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17837 |
dutje |
hazenslaap:
haazesjlaop (L294p Neer)
|
Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21418 |
duur |
duur:
(= duur).
deur (L294p Neer),
prijzig:
priezig (L294p Neer)
|
veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
düjə (L294p Neer)
|
duwen [RND]
III-1-2
|
32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
scheien:
šęi̯ǝ (L294p Neer)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
28467 |
dwarsbouwers |
scheefbouwers:
scheefbouwers (L294p Neer)
|
Bijen die dwars of kruisgewijze door de korf heen bouwen. [N 63, 17d; N 63, 17c]
II-6
|