e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117p plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoenveter schoensriem: schongsreem (Nieuwenhagen) schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)] III-1-3
schoepen stropen: sjtr"pə (Nieuwenhagen) Met een groep jongens door het veld, de bossen trekken met kwaad in de zin [schupen]. [N 88 (1982)] III-3-2
schoft, kwart van een werkdag vierdel: vieëdəl (Nieuwenhagen) een vierde deel van een werkdag [schoft, schof, poos] [N 91 (1982)] III-4-4
schoftzadel zadel: zāl (Nieuwenhagen) Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10
schokschouderen de schouders ophalen: de schouwer ophoale (Nieuwenhagen), met de schouders trekken: mit de sjowers trekke (Nieuwenhagen) schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)] III-1-2
schol platvis: WBD/WLD  plàttvusj (Nieuwenhagen), plàtvusj (Nieuwenhagen), schol: WBD/WLD  sjòl (Nieuwenhagen) Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)] III-2-3
schommel schokkel: sjoͅkəl (Nieuwenhagen), schommel: sjoͅməl (Nieuwenhagen) Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] III-3-2
schommelen schokkelen: sjoͅkələ (Nieuwenhagen), schommelen: sjoͅmələ (Nieuwenhagen) Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)] III-3-2
school school: šuəl (Nieuwenhagen) school [RND] III-3-1
schoolhoofd bovenmeester: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  baovəmēēstər (Nieuwenhagen) het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)] III-3-1