e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raaskallen breuzelen: breuzələ (Nieuwenhagen), kal uitkramen: kāāl ōētkraomə (Nieuwenhagen), lullen: lŭllə (Nieuwenhagen), ouwehoeren: Van Dale: ouwehoeren, (inform. spreekt.), 1. vervelend kletsen, zemelen, zaniken; -2. langdurig, wat vertrouwelijk, intiem met elkaar praten.  ouw hōōrə (Nieuwenhagen), stommen: stŏmmə (Nieuwenhagen) onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)] III-3-1
radijs radijs: radijs (Nieuwenhagen) [ZND 41 (1943)] I-7
radio radio: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  rāādiōō (Nieuwenhagen) een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)] III-3-1
rafelen rafelen: rāāfələ (Nieuwenhagen) aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] III-1-3
ragebol spinnenkop: schpinnekop (Nieuwenhagen), sjpinnekop (Nieuwenhagen) ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)] III-2-1
rails gleis (du.): Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  glĕizə (Nieuwenhagen), rails (<eng.): Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  rēēls (Nieuwenhagen) de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)] III-3-1
rammelaar rammel: remmel (Nieuwenhagen), rammelaar: raməlēr (Nieuwenhagen), rekel: reëkel (Nieuwenhagen) Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || konijn, mannetje [DC 04 (1936)] III-2-1, III-3-2
rammelen klepperen: kléppərə (Nieuwenhagen), rammelen: rámmələ (Nieuwenhagen), slaan: sjlaoë (Nieuwenhagen) een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)] III-4-4
rank rank: WBD/WLD  rànk (Nieuwenhagen) Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)] III-4-3
ranzig gats: gàts (Nieuwenhagen), ranzig: rànzig (Nieuwenhagen) ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)] III-2-3