21286 |
schoolkinderen |
schoolkinderen:
ṣulkiŋər (Q117p Nieuwenhagen)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|
20354 |
schoondochter |
zwegerdochter:
cf. WNT s.v. "zweger"ablautende nevenvorm van zwager. Ook gebruikt voor schoonvader; afl. zweegster (schoonzuster), zwegerse (schoonmoeder), zwegerse (schoonzuster), zwegerheer (schoonvader), zwegermoeder (schoonmoeder), zwegervader (schoonvader)
sjweegerdochter (Q117p Nieuwenhagen)
|
schoondochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
31520 |
schoonkrabben |
schrapen:
šrāpǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het metaal vóór het solderen met behulp van een krabber schoonmaken. [N 64, 15b]
II-11
|
20352 |
schoonmoeder |
schoonmoeder:
minder gebruikelijk
sjoeënmodder (Q117p Nieuwenhagen),
zwegermoeder:
cf. WNT s.v. "zweger"ablautende nevenvorm van zwager. Ook gebruikt voor schoonvader; afl. zweegster (schoonzuster), zwegerse (schoonmoeder), zwegerse (schoonzuster), zwegerheer (schoonvader), zwegermoeder (schoonmoeder), zwegervader (schoonvader)
sjweegermodder (Q117p Nieuwenhagen)
|
schoonmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20351 |
schoonouders |
zwegerouderen:
cf. WNT s.v. "ouder (I)"mv. ouders - ouderen (het laatste thans alleen in hoogere stijl)
sjweegerouwere (Q117p Nieuwenhagen)
|
schoonouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20150 |
schoonvader |
schoonvader:
minder gebruikelijk
sjoeënvadder (Q117p Nieuwenhagen),
zwegervader:
sjweegervadder (Q117p Nieuwenhagen)
|
schoonvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20353 |
schoonzoon |
zwegerzoon:
cf. WNT s.v. "zweger"ablautende nevenvorm van zwager. Ook gebruikt voor schoonvader; afl. zweegster (schoonzuster), zwegerse (schoonmoeder), zwegerse (schoonzuster), zwegerheer (schoonvader), zwegermoeder (schoonmoeder), zwegervader (schoonvader)
sjweegerzoeën (Q117p Nieuwenhagen)
|
schoonzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20263 |
schoonzuster |
schoonzuster:
niet gebruikelijk
sjoeënzeuster (Q117p Nieuwenhagen),
zwegerse:
sjweegesje (Q117p Nieuwenhagen)
|
schoonzuster; Bestaan er verschillende woorden voor de zuster van den man of de vrouw, en de vrouw van den broeder? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
27939 |
schoor |
schoor:
šōr (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Eisden])
|
Balk die horizontaal tussen twee ondersteuningen wordt geplaatst om te verhinderen dat de ondersteuningen door de druk gaan verschuiven. Ook Defoin (pag. 67) kent schoor in deze betekenis: "Brengen grondbewegingen de stabiliteit van de stutting in gevaar, dan worden de ramen op een afstand gehouden door tussenschoren." Volgens Vanwonterghem en Haust daarentegen wordt de schoor gebruikt als horizontale verbinding tussen de stijlen van één ondersteuning om de zijdelingse druk op te vangen. Laatstgenoemde schrijft bij het lemma "tindrê" (pag. 219): "Bois qu''on chasse, surtout en dressant, entre les deux montants du cadre de voie pour empêcher que la poussée latérale ne les rapproche." [N 95, 349; N 95, 365; N 95, 300; N 95, add.; monogr.; Vwo 624; Vwo 691; Vwo 772; Vwo 773]
II-5
|
27691 |
schoorsteen |
kamin:
kamīn (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale, Wilhelmina]),
schoorsteen:
šōrštē (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Laura, Julia])
|
De woordtypen "Lange Jan" en "Lange Lies" duiden op twee schoorstenen van de Oranje-Nassau I in Heerlen. [N 95, 18; monogr.]
II-5
|