33381 |
paardestal |
paardsstal:
pē̜ ̞ǝts[stal] (P117p Nieuwerkerken)
|
De stal of ruimte waar het paard of de paarden staan. Het woordtype voerderij voor voergang in de paardestal kan wel uitbreidend gebezigd worden voor de paardestal in zijn geheel. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). (Paardsstal)-varianten waarvan het (stal)-gedeelte een kleurloze vocaal vertoont, zijn voluit en fonetisch genoteerd, omdat deze tweede component als simplex niet voorkomt met een kleurloze vocaal. Zie de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5, 105e; A 10, 9c; L 38, 26; Wi 18; S 50; monogr.; add. uit N 5A, 59 en 73a]
I-6
|
29636 |
paardetuig |
paardsgetuig:
pē̜ǝts˲gǝtø̜̄x (P117p Nieuwerkerken)
|
De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.]
I-10
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
kampernoel:
eetbaar; (mv.: kampernu?l\\)
kampərnuu̯l (P117p Nieuwerkerken),
paddestoel:
padəstuu̯l (P117p Nieuwerkerken),
veest:
#NAME?
vei̯st (P117p Nieuwerkerken)
|
paddestoel [RND]
III-4-3
|
24293 |
paling, aal |
paling:
poaling (P117p Nieuwerkerken)
|
paling [ZND 23 (1937)]
III-4-2
|
25402 |
pan of ketel met het hete gietwater |
ketel:
kęjtǝl (P117p Nieuwerkerken)
|
In het stenen fornuis waarin de boerin vroegende was kookte, wordt water verhit. Met een pan, ketel of emmer schept men hieruit heet water dat dan over het varken wordt gegoten. Beschikt men niet over een dergelijk fornuis, dan wordt het water in ketels e.d. op de kachel of een gewoon keukenfornuis verwarmd. [N 28, 20]
II-1
|
32736 |
pand, bed |
bed:
bęt (P117p Nieuwerkerken
[(breder dan pand)]
),
pand:
pā.nt (P117p Nieuwerkerken
[(smaller dan bed)]
),
pān (P117p Nieuwerkerken)
|
Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e]
I-1
|
19434 |
pannen schuren |
schrobben:
skroebbe (P117p Nieuwerkerken)
|
Vlekvrij maken van b.v. pannen door te schuren b.v. met zand (schuren, schrobben) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18295 |
pantoffel |
slof:
inne sloef (P117p Nieuwerkerken),
ne sloef (P117p Nieuwerkerken)
|
pantoffel [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
21126 |
papier |
papier:
pampier froemələ (P117p Nieuwerkerken),
papier verfroemələ (P117p Nieuwerkerken)
|
papier frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
inne paraplu (P117p Nieuwerkerken),
nen paraplu (P117p Nieuwerkerken)
|
paraplu [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|