e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

Gevonden: 3664
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broekzak achter achtertas: achter-tesj (Noorbeek) de achterzak [N 59 (1973)] III-1-3
broekzak opzij broekstas: brookstesj (Noorbeek) de broekzak opzij [N 59 (1973)] III-1-3
broekzak voor voortasje: vòr-tesje (Noorbeek) zakken voor in broek, i.p.v. opzij (steekzak?) [N 59 (1973)] III-1-3
broer broer: broor (Noorbeek) broer [DC 03 (1934)] III-2-2
bron bron: boaën (Noorbeek), brōn (Noorbeek) bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)] III-4-4
bronstig berig: bīrex (Noorbeek) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig op andere koeien springen springen: spreŋǝ (Noorbeek) [N 3A, 9b] I-11
brood brood: broet (Noorbeek), broeëd (Noorbeek), bru:t (Noorbeek) brood [DC 03 (1934)], [DC 39 (1965)] III-2-3
brood netten afnetten: āfnętǝ (Noorbeek), netten: netǝ (Noorbeek) Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.] II-1
brood uit de oven halen uitpakken: ūtpakǝ (Noorbeek), uitschieten: ūtšȳtǝ (Noorbeek) Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.] II-1