e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Obbicht

Overzicht

Gevonden: 2561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klopper, garde klopper: klopper (Obbicht) Keukeninstrument voor b.v. het kloppen van room of eieren bestaande uit een aantal lusvormige draden die in een handgreep samenkomen (klopper, garde) [N 79 (1979)] III-2-1
kloven kenen: kene in de henj (Obbicht) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] III-1-2
kluit kluit: kluut (Obbicht) (Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)] III-2-1
kluit aarde klot: klot (Obbicht), klǫt (Obbicht) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluwen kluwen: kluuje (Obbicht) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knabbelen knibbelen: knibbele (Obbicht) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knecht knecht: eine nuuje knecht (Obbicht) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht, algemeen knecht: knęxt (Obbicht) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
knellen drukken: drökke (Obbicht), pitsen: Ergens met de vingers tussen komen  pitsje (Obbicht) knellen [SGV (1914)] III-1-2
kneuzen blutsen: blötsje(n) (Obbicht) blutsen [SGV (1914)] III-2-3