e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iemand graag mogen goed kunnen lijden: gōēd kunne lieje (Oirlo) iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)] III-3-1
iemand hinderen ophouden: ôphâlde (Oirlo), verhinderen: verhindere (Oirlo) iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand iets op het hart drukken de wacht aanzeggen: de wacht anzegge (Oirlo) iemand iets met nadruk aanbevelen opdat hij het niet vergeten of verzuimen zal [de wacht aanzeggen, bokstapelen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand iets verwijten een verwijt maken: iem. en verwiet make (Oirlo), verwijten: verwiete (Oirlo) iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand kwaad maken klieren: kliere (Oirlo), pesten: peste (Oirlo), treiteren: treitere (Oirlo) iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand luidruchtig berispen kijven: kiēve (Oirlo), kīēven (Oirlo), kwaad worden: kwaod wörre (Oirlo) iemand iets verwijten, kwalijk nemen en dat met luide stem kenbaar maken [de broek opnestelen, kijven, meegeven, belakken] [N 85 (1981)] || kijven, met hoge stem verwijten maken III-1-4
iemand prijzen bestuiten: bestūtte (Oirlo) iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand zijn gang laten gaan betijen: betejen (Oirlo), laten begaan: laote begaon (Oirlo) betijen [SGV (1914)] || toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen op de begrafenis noden: op de begreffenis nuëje (Oirlo), op de begrafenis uitnodigen: op te begreffenis uutnuëdige (Oirlo) buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)] || ter begrafenis noden, "ter lijk noden"[tser liech róffe] [N 96D (1989)] III-2-2
iep iep: iep (Oirlo) De iep; een snel groeiende boom die tot 18 m hoog kan worden me een brede kroon; vele iepen worden het slachtoffer van de iepziekte en verdwijnen snel (iep, olm) [N 82 (1981)] III-4-3