21793 |
iemand graag mogen |
goed kunnen lijden:
gōēd kunne lieje (L216p Oirlo)
|
iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19296 |
iemand hinderen |
ophouden:
ôphâlde (L216p Oirlo),
verhinderen:
verhindere (L216p Oirlo)
|
iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19232 |
iemand iets op het hart drukken |
de wacht aanzeggen:
de wacht anzegge (L216p Oirlo)
|
iemand iets met nadruk aanbevelen opdat hij het niet vergeten of verzuimen zal [de wacht aanzeggen, bokstapelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18941 |
iemand iets verwijten |
een verwijt maken:
iem. en verwiet make (L216p Oirlo),
verwijten:
verwiete (L216p Oirlo)
|
iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18865 |
iemand kwaad maken |
klieren:
kliere (L216p Oirlo),
pesten:
peste (L216p Oirlo),
treiteren:
treitere (L216p Oirlo)
|
iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
kijven:
kiēve (L216p Oirlo),
kīēven (L216p Oirlo),
kwaad worden:
kwaod wörre (L216p Oirlo)
|
iemand iets verwijten, kwalijk nemen en dat met luide stem kenbaar maken [de broek opnestelen, kijven, meegeven, belakken] [N 85 (1981)] || kijven, met hoge stem verwijten maken
III-1-4
|
19291 |
iemand prijzen |
bestuiten:
bestūtte (L216p Oirlo)
|
iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19262 |
iemand zijn gang laten gaan |
betijen:
betejen (L216p Oirlo),
laten begaan:
laote begaon (L216p Oirlo)
|
betijen [SGV (1914)] || toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20444 |
iemands overlijden aanzeggen |
op de begrafenis noden:
op de begreffenis nuëje (L216p Oirlo),
op de begrafenis uitnodigen:
op te begreffenis uutnuëdige (L216p Oirlo)
|
buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)] || ter begrafenis noden, "ter lijk noden"[tser liech róffe] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
24635 |
iep |
iep:
iep (L216p Oirlo)
|
De iep; een snel groeiende boom die tot 18 m hoog kan worden me een brede kroon; vele iepen worden het slachtoffer van de iepziekte en verdwijnen snel (iep, olm) [N 82 (1981)]
III-4-3
|