e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schommel rui: rui (Oirlo), schommel: schommel (Oirlo, ... ) Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || schommel [SGV (1914)] III-3-2
schommelen ruien: ruie (Oirlo) Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)] III-3-2
school school: sxol (Oirlo, ... ) school [RND] III-3-1
schoolhoofd directeur (fr.): Opm. is huidige benaming.  direkteur (Oirlo), hoofd: ’t hoofd (Oirlo) het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)] III-3-1
schoolkinderen schooljongen: sxuljuŋə (Oirlo), schoolkinderen: sxulkindər (Oirlo) schoolkinderen [RND] III-3-1
schoolopziener schoolopziener: scholopziener (Oirlo) schoolopziener [SGV (1914)] III-3-1
schoon, rein schoon: schôn (Oirlo) Rein, schoon, als gevolg van het poetsen (schoon, proper) [N 79 (1979)] III-2-1
schoondochter schoondochter: schoandoachter (Oirlo), schóndaochter (Oirlo) schoondochter [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonmoeder schoonmoeder: schoanmōēder (Oirlo), schónmoēder (Oirlo), schoonmoet: schoanmoet (Oirlo) schoonmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonouders schoonouders: schoanēlders (Oirlo), schònelders (Oirlo), schónâlders (Oirlo) schoonouders [DC 05 (1937)] III-2-2