e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heuvel, kleine hoogte berm: berm (Oirsbeek), bult: böltj (Oirsbeek, ... ), graaf: graaf (Oirsbeek), hoogsel: hûugsəl (Oirsbeek), hoogte: heugte (Oirsbeek) heuvel, natuurlijke verheffing van de aardbodem, lager dan een berg [bult] [N 81 (1980)] || hoogte [SGV (1914)] || hoogte, vlak stuk land dat hoger gelegen is dat het omliggende land [verhoogsel] [N 81 (1980)] III-4-4
hevige slag slag: sjlààg (Oirsbeek) een hevige slag [klawats, klavets, klavans] [N 91 (1982)] III-4-4
hiel hak: hak (Oirsbeek), vers: vaesj (Oirsbeek), vaeš (Oirsbeek), vèsj (Oirsbeek), vêsch (Oirsbeek) hak (hiel) [DC 01 (1931)] || hak (van de voet) [SGV (1914)] || hiel, hak [SGV (1914)] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)] III-1-1
hielstuk van een schoen vers: vaesj (Oirsbeek) hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)] III-1-3
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: he aart noa zie vader (Oirsbeek) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)] III-2-2
hijgen hijgen: hiegə (Oirsbeek, ... ), snakken: schnakken (Oirsbeek), sjnakkə (Oirsbeek) hijgen (naar adem) [SGV (1914)] || Hijgen: zwaar, hoorbaar ademen (hijgen, snakken). [N 84 (1981)] III-1-2
hijgen naar adem, reutelen rochelen: roggelə (Oirsbeek), snakken: sjnakkə (Oirsbeek) hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)] III-2-2
hik hik: den hik (Oirsbeek) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinderen hinderen: hinjere (Oirsbeek) hinderen [SGV (1914)] III-3-1
hinkelblokje scherf: pannenscherfje of platte kei  sjerf (Oirsbeek) hinkelblokje [VC 10] III-3-2