e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luchtx lucht: locht (Oirsbeek), Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!  lŏĕcht (Oirsbeek), Opm v.d invuller: in deze zin kan ik de juiste klank van de o niet juist weergeven!1  locht (Oirsbeek) lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
lucifer zwegel: schwêgel (Oirsbeek) lucifer [SGV (1914)] III-2-1
lui lui: lui (Oirsbeek, ... ), vuil: voel (Oirsbeek, ... ) lui (traag) [SGV (1914)] || niet verlangend om te werken of een handeling te verrichten [lui, niet scheutig] [N 85 (1981)] III-1-4
lui (lieden) lui: luj (Oirsbeek), luuj (Oirsbeek), lyj (Oirsbeek) lui (lieden) [SGV (1914)] || lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] || volk [RND] III-3-1
luid schreien grijnen: griene (Oirsbeek, ... ), schreeuwen: sjrîewə (Oirsbeek), schreien: sjreiə (Oirsbeek) krijten [SGV (1914)] || zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)] III-1-4
luiden luiden: loewe (Oirsbeek) luiden [SGV (1914)] III-3-3
luier doek: enen doek (Oirsbeek), windel: winjĕle (Oirsbeek) luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] III-2-2
luieren vuileren: voelerə (Oirsbeek) zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)] III-1-4
luifel? [idem?] plooien: plooie (Oirsbeek) luifel, fijngeplooide ~ rond het voorhoofd {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
luilak vuiloor: voeloer woos te bis (Oirsbeek) luilak [~, die je bent] [SGV (1914)] III-1-4