18188 |
omslagdoek (alg.) |
plag:
plak (Q033p Oirsbeek),
wollen plag:
wölle plak (Q033p Oirsbeek)
|
schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25013 |
omtrek, omvang |
omtrek:
omtrek (Q033p Oirsbeek)
|
de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34211 |
omweiden |
omdoen:
(de koeien worden) umgǝdē̜ (Q033p Oirsbeek)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|
25087 |
onbelangrijk |
beetje:
bietjə (Q033p Oirsbeek),
onbelangrijk:
onbelangrik (Q033p Oirsbeek),
van geen belang:
van geen belang (Q033p Oirsbeek),
waardeloos:
waerdeloos (Q033p Oirsbeek),
weinig:
weenig (Q033p Oirsbeek),
wienig (Q033p Oirsbeek)
|
een voorwerp zonder waarde; een zaak van geen enkel belang [nietlig, nietigheid, dodeman, lacheding] [N 91 (1982)] || niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || van geen belang, niet belangrijk [ongewicht] [N 91 (1982)] || weinig [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
21845 |
onbeleefd |
bot:
bot (Q033p Oirsbeek),
onbeleefd:
onbeleeft (Q033p Oirsbeek),
onbelééft (Q033p Oirsbeek)
|
niet wellevend, handelend in strijd met de beleefdheid [onbeleefd, bot] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21846 |
onbeschaafd |
lomp:
loemp (Q033p Oirsbeek),
lomp (Q033p Oirsbeek),
onbeschoft:
ònbesjoef (Q033p Oirsbeek),
ongebeden, een ~:
vgl. Sittard Wb. (pag. 278): óngebeede, ruwe, harde kerel.
ongebiedə (Q033p Oirsbeek)
|
ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21792 |
onbeschaamd |
onverschaamd:
onversjéémt (Q033p Oirsbeek)
|
geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
<omschr.> niet veel goede lamp hebben:
Opm. zie ook antwoord bij vraag 51!
neet vööl gode lamp höbbe (Q033p Oirsbeek),
bedrieger:
Opm. zie ook antwoord bij vraag 51!
ene bedreeger (Q033p Oirsbeek),
foetelaar:
Opm. zie ook antwoord bij vraag 51!
ene foetelaer (Q033p Oirsbeek)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25149 |
onbewolkt |
helder:
helder (Q033p Oirsbeek),
heldere lucht:
helder lug (Q033p Oirsbeek),
klaar:
klaor (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek,
Q033p Oirsbeek,
Q033p Oirsbeek),
leeg:
leeg (Q033p Oirsbeek)
|
onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25092 |
onbruikbaar maken, verbruien |
begaden:
begaajə (Q033p Oirsbeek),
verbruien:
verbruujə (Q033p Oirsbeek)
|
onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|