21032 |
rijzen |
gaan:
gǭǝę (Q033p Oirsbeek)
|
[N 29, 25b; monogr.]
II-1
|
33084 |
rijzen, uit de aren vallen |
rijzen:
rizǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.]
I-4
|
17599 |
rimpels |
rimpels:
rumpĕlĕ, rumpĕl (Q033p Oirsbeek)
|
Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)]
III-1-1
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
afhalen:
aafhoalen (Q033p Oirsbeek),
ringen:
renge (Q033p Oirsbeek)
|
[N Q (1966)] [SGV (1914)]
I-7
|
24234 |
ringmus |
mus:
mösj (Q033p Oirsbeek),
veldmus:
veldmöš (Q033p Oirsbeek)
|
Hoe heet de ringmusch? [DC 06 (1938)] || ringmus (14 bijna gelijk aan de huismus, maar chocoladepetje en -plekje op de wang; broedt meer in hol hout; vaak op trek in flinke troepen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22865 |
ringrijden, ringsteken |
ringsteken:
rinkschtêke (Q033p Oirsbeek)
|
ringsteken [SGV (1914)]
III-3-2
|
17669 |
ringvinger |
ringvinger:
ringvinger (Q033p Oirsbeek),
rinkvinger (Q033p Oirsbeek)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18103 |
ringworm |
omloop:
oemloop (Q033p Oirsbeek),
ringworm:
ringworm (Q033p Oirsbeek)
|
Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20792 |
rins |
zurig:
zuurig (Q033p Oirsbeek),
zŭŭrīg (Q033p Oirsbeek)
|
lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
21214 |
riool |
riool:
riool (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|