e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K315p plaats=Oostham

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sjalot sjalot: žəloͅtən (Oostham) sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sla, algemeen salade: slōͅt (Oostham) [Goossens 1b (1960)] I-7
slaan slaan: pīəs ɛm blāt Xəslōgən (Oostham) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
slachten slachten: sláxtǝ (Oostham) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slag dadel, enz.): klets (Oostham), slag: slag (Oostham) een muilpeer (geef gelijkbeteekenende woorden: oorvijg [ZND 01u (1924)] || slag, klap, stoot [ZND 06 (1924)] III-1-2
slak slak: slek (Oostham, ... ) slak [Willems (1885)] || slak, alg. [ZND 06 (1924)] III-4-2
slakkenhuis slakkenpotje: slekkepotje (Oostham) slakkenhuis [ZND 06 (1924)] III-4-2
slang slang: slang (Oostham) slang [Willems (1885)] III-4-2
slecht gesneden hengst piet: pit (Oostham) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9
slecht mens, slechte kerel gemene kerel: gemane kerel (Oostham) Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] III-1-4