e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tochtig rinds: rens (Oostrum), tochtig: tøxtǝx (Oostrum), varrig: varex (Oostrum) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] I-11
toilet huisje: Iemes dén \'t huËske schónhildt, zet duk mieër uut, as de riekste stinker dén \'t smerreg mikt Van aermoej nog génaens nor \'t huËske ho‰ve: zeer arm zijn  huūske (Oostrum), plee: plee (Oostrum), poepdoos: poepdoeës (Oostrum), ton: Ik mòt iefkes op de tón Die femille kunde baeter òp de tòn hebbe as án de toffel: gezegde voor mensen die bekend staan als profiteurs bij het eten  tòn (Oostrum) spottende benaming voor w.c. || toilet || w.c., plee || w.c., toilet III-2-1
tondeldoos tondeldoos: toonteldoeës (Oostrum) tondeldoos III-2-1
tong tong: tong (Oostrum) tong [DC 01 (1931)] III-1-1
tongenworst tongenworst: tòngewaorst (Oostrum) tongeworst III-2-3
tornen lossnijden: lossnē̜jǝ (Oostrum) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
tortelduif koerduifje: koērduūfke (Oostrum), lachduif: columba risoria  láchdoēf (Oostrum), tortelduif: torteldoēf (Oostrum) lachduif || tortelduif III-4-1
trage vrouw zeik: zaek (Oostrum) treuzelaarster III-1-4
tralie spijl: spiel (Oostrum) tralie III-2-1
trapleer huishoudtrap: huushâldtráp (Oostrum), leer: \'n Häöltere lieër Hoonderd poond mit de lieër: een geslacht varken licht van gewicht Wie \'n lieër wil beklimme, mótòp de underste sproot beginne: wie iets wil bereiken , zal eenvoudig moeten beginnen  lieër (Oostrum), trapleer: tráplieër (Oostrum) kleine verplaatsbare trapleer voor huishoudelijk gebruik || trapleer III-2-1