24921 |
duin |
zandbult:
zandbuljt (L371p Ophoven)
|
duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23504 |
duitse mis |
zingmis:
zengmes (L371p Ophoven)
|
Een Duitse mis, door de gelovigen samen gezongen [Duutsje zingmèa?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23225 |
duivel |
duivel:
duvel (L371p Ophoven)
|
De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21965 |
duivenhok |
duivenkot:
dūvəkot (L371p Ophoven),
dūvǝkǫt (L371p Ophoven),
duivenspijker:
duvǝspikǝr (L371p Ophoven),
spijker:
spikǝr (L371p Ophoven),
spīkər (L371p Ophoven),
spīkǝr (L371p Ophoven)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
duivenspijker:
doevespieker (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven),
plank:
plaŋk (L371p Ophoven),
plà.ŋk (L371p Ophoven),
slag:
slā.ch (L371p Ophoven),
slā.x (L371p Ophoven)
|
Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)], [ZND 08 (1925)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
duivin:
duvinne (L371p Ophoven),
wijfje:
wiefke (L371p Ophoven),
zij:
zie (L371p Ophoven)
|
duif, wijfje [ZND 18 (1935)] || een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
dul (L371p Ophoven),
duizelig:
dujzelig (L371p Ophoven),
duzelig (L371p Ophoven)
|
duizelig zijn [DC 60 (1985)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, schwindel(ig), dul(le)). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18007 |
duizelig zijn |
aan draaiingen lijden:
liejs allicht 2e p.ev. van lijden, [de liejs] (aan ...)], rk.
liejs aan dreijinge (L371p Ophoven)
|
duizelig zijn [DC 60 (1985)]
III-1-2
|
18008 |
duizeling, duizeligheid |
draaiing:
dreijinge (L371p Ophoven),
duizeligheid:
dujzeligheid (L371p Ophoven),
duizeling:
duzeling (L371p Ophoven)
|
duizeligheid [DC 60 (1985)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24811 |
duizendblad |
duizendblad:
doezendjblaat (L371p Ophoven),
duzǝnt˱blāt (L371p Ophoven)
|
Achillea millefolium L. Het gewoon duizendblad komt zeer algemeen voor in grasland, langs wegen en op stortplaatsen, maar ook als sierplant. Het heeft zeer fijnverdeelde veervormige bladeren, wit tot roze bloempjes in een schermvormige tuil en bloeit van juni tot oktober. De hoogte varieert van 15 tot 50 cm. [A 42B, 4a; monogr.] || duizendblad [DC 42b (1967)]
I-5, III-4-3
|