21533 |
volk (natie) |
volk:
voͅuk (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
een volk [ZND A1 (1940sq)] || volk [ZND m]
III-3-1
|
25974 |
volmolen |
volmolen:
vǫ.l[molen] (L415p Opoeteren)
|
Molen waarin wollen vezels onder toevoeging van bijtende en ontvettende stoffen worden gekneed of geperst om ze te doen vervilten en verdichten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1b; Jan 22; Grof 12]
II-3
|
34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
biǝr (L415p Opoeteren),
bīr (L415p Opoeteren),
bīǝr (L415p Opoeteren)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
26529 |
vonderbalk, pasbrug |
molenblok:
mīǝ.lǝblǫk (L415p Opoeteren),
vonderbalk:
vondǝrǝbaw.k (L415p Opoeteren)
|
De horizontale balk, als onderdeel van de houten licht, waar het pasblok van het staakijzer (in watermolens) of de kleine spil (in windmolens) op rust. Zie ook afb. 85. [N O, 23b; A 42A, 26; Vds 105; Jan 143; Coe 127; Grof 150; N D, 21; A 42A, 22]
II-3
|
19412 |
vonk |
vonk:
voͅŋk (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
vonk, geinster [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-2-1
|
20174 |
voogd |
momber:
momber
mòmmer (L415p Opoeteren),
voogd:
vuugd (L415p Opoeteren)
|
voogd
III-2-2
|
18963 |
voor de gek houden |
bedoppen:
een verbastering van bedotten
bedòppe (L415p Opoeteren),
begoochelen:
Ut di-j hiêl affèèr zeen zi-j mè ferm bekòkkeldsj (of besjiête) ûtkòmme
bekòkkele (L415p Opoeteren),
kloten:
ki-jk mè hiêl good in: of de weers ferm gekluutsj
klute (L415p Opoeteren)
|
foppen || foppen, beetnemen
III-1-4
|
23724 |
voorbidden |
voorbeden:
vierbeije (L415p Opoeteren)
|
Voorbidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17747 |
voorhoofd |
voorkop:
de aore van ziene vierkop (L415p Opoeteren),
de aoren van zijne vieerkop (L415p Opoeteren)
|
de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
33799 |
voorknie |
knie:
knī (L415p Opoeteren)
|
Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9
|