e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
volk (natie) volk: voͅuk (Opoeteren, ... ) een volk [ZND A1 (1940sq)] || volk [ZND m] III-3-1
volmolen volmolen: vǫ.l[molen] (Opoeteren) Molen waarin wollen vezels onder toevoeging van bijtende en ontvettende stoffen worden gekneed of geperst om ze te doen vervilten en verdichten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1b; Jan 22; Grof 12] II-3
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) beer: biǝr (Opoeteren), bīr (Opoeteren), bīǝr (Opoeteren) De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
vonderbalk, pasbrug molenblok: mīǝ.lǝblǫk (Opoeteren), vonderbalk: vondǝrǝbaw.k (Opoeteren) De horizontale balk, als onderdeel van de houten licht, waar het pasblok van het staakijzer (in watermolens) of de kleine spil (in windmolens) op rust. Zie ook afb. 85. [N O, 23b; A 42A, 26; Vds 105; Jan 143; Coe 127; Grof 150; N D, 21; A 42A, 22] II-3
vonk vonk: voͅŋk (Opoeteren, ... ) vonk, geinster [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-2-1
voogd momber: momber  mòmmer (Opoeteren), voogd: vuugd (Opoeteren) voogd III-2-2
voor de gek houden bedoppen: een verbastering van bedotten  bedòppe (Opoeteren), begoochelen: Ut di-j hiêl affèèr zeen zi-j mè ferm bekòkkeldsj (of besjiête) ûtkòmme  bekòkkele (Opoeteren), kloten: ki-jk mè hiêl good in: of de weers ferm gekluutsj  klute (Opoeteren) foppen || foppen, beetnemen III-1-4
voorbidden voorbeden: vierbeije (Opoeteren) Voorbidden. [N 96B (1989)] III-3-3
voorhoofd voorkop: de aore van ziene vierkop (Opoeteren), de aoren van zijne vieerkop (Opoeteren) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] III-1-1
voorknie knie: knī (Opoeteren) Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11] I-9