e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weekblad? illustratie (<fr.): illustratie (Opoeteren) weekblad met veel prenten en fotos [ZND 36 (1941)] III-3-1
weer genezen weer gedaan: weer gedaon (Opoeteren), weer op zijn esse: we:r op z`n ɛšə (Opoeteren), weer op zijn goede: wēr op sənə gojə (Opoeteren) hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)] III-1-2
weerbarstig wars: wèèrsen iêzel, deste bös  wèèrs (Opoeteren) dwars, koppig III-1-4
weerlichtx weerlicht: wairleegt (Opoeteren), weerleechtj (Opoeteren) weerlichten [ZND 21 (1936)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wɛ̄r (Opoeteren) weer (znw) [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
weesgegroet weesgegroet: weesgegroot (Opoeteren) Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)] III-3-3
weg weg: wɛ.x (Opoeteren), ənə wē.x (Opoeteren), ənə wēͅx, twiə wēͅg (Opoeteren) een weg [ZND A1 (1940sq)] || een weg, twee wegen [ZND A2 (1940sq)] || weg [RND] III-3-1
wei wei: wē̜i̯ (Opoeteren, ... ), węi̯ (Opoeteren, ... ) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
wekken wekken: weͅkə (Opoeteren) wekken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
welig, gelp gelp: gelp (Opoeteren), gulǝp (Opoeteren), schoon: šūǝn (Opoeteren) Opgaven voor de uitdrukking "de tarwe groeit welig, staat gelp". Derf betekent eigenlijk "ongaar, onrijp". [L 35, 61; monogr.] I-4