e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waterketel, moor moor: muər (Opoeteren), De muur stòng oppe stoaf te zòngele  muur (Opoeteren), watermoor: wātərmuər (Opoeteren), wātərmy(3)̄r (Opoeteren) de gewone ketel om water te koken (fr. bouilloire) [ZND 36 (1941)] || waterketel III-2-1
watermolen watermolen: wātǝr[molen] (Opoeteren) Een molen die aangedreven wordt door waterkracht. Al naar gelang de bouwwijze onderscheidt men drie molentypes: de bovenslagmolen, de onderslagmolen en de turbinemolen. Zie hiervoor respectievelijk de lemmata ɛbovenslagmolenɛ, ɛonderslagmolenɛ en ɛturbinemolenɛ. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 2; Jan 2; Coe 2; Grof 3; N O, 32j; monogr.; N D add.; N D, 2] II-3
waterpeil waterpeil: wātǝrpęjl (Opoeteren) [Jan 53; Coe 39; Grof 69; Grof 65] II-3
waterput put: pēͅt (Opoeteren), peͅt (Opoeteren, ... ), pøt (Opoeteren) [RND 08] [ZND 32 (1939)] I-7
waterring van de mijt waterlaag: wā.tǝrlǭx (Opoeteren) Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
watersnip snep: snep (Opoeteren) watersnip III-4-1
weddenschap weddingschap: wɛdiŋsjap (Opoeteren) weddenschap [RND] III-3-2
weduwe weef: weef (Opoeteren) weduwe III-2-2
weduwnaar wedeman: wedeman (Opoeteren), wevenaar: wevenèèr (Opoeteren) weduwnaar III-2-2
weefmolen spinnerij: spęnǝri (Opoeteren) Molen waarin het spinnen als bedrijf wordt uitgeoefend. [Jan 24] II-3