e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

Gevonden: 3008
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duim duim: dūm (Opoeteren, ... ) een duim [ZND A2 (1940sq)] || een duim, (duimen) [ZND A2 (1940sq)] III-1-1
duivel duivel: di[ə}vəl (Opoeteren), ter dievel (Opoeteren) De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] || Een duivel. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
duivenhok duivenhok: duvǝ(n)hǫk (Opoeteren), het doevehok (Opoeteren), duivenkooi: du.(i)vəkūi (Opoeteren), duvekui (Opoeteren), dűvǝkű̄i̯ (Opoeteren), duivenkot: du.(i)vəkot (Opoeteren), dűvǝkot (Opoeteren), dǫu̯vǝkǫt (Opoeteren), spijker: de spieker (Opoeteren), spikǝr (Opoeteren) Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivenmand kevie: ənə kē.vi (Opoeteren) Een kevie (voor duiven). [ZND A1 (1940sq)] III-3-2
duivenslag spijker: spi.kər (Opoeteren), spikǝr (Opoeteren) Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif wijfje: wiefke (Opoeteren) duif, wijfje [ZND 39 (1942)] III-4-1
duizelig dol: dihil (Opoeteren, ... ), duizelachtig: dieselechtig (Opoeteren), verduizeld: verdieseltj (Opoeteren) hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2
duizendschoon jonkertje: jinkerke (Opoeteren) duizendschoon (Dianthus barbatus L.) III-2-1
durven dorren: dorren (Opoeteren), durven: durven doen (Opoeteren) durven [ZND 25 (1937)] || Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)] III-1-4
duur duur: deer (Opoeteren), der (Opoeteren), dēr (Opoeteren) duur [ZND A2 (1940sq)] || duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)], [ZND m] III-3-1