17666 |
duim |
duim:
dūm (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
een duim [ZND A2 (1940sq)] || een duim, (duimen) [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
23225 |
duivel |
duivel:
di[ə}vəl (L415p Opoeteren),
ter dievel (L415p Opoeteren)
|
De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] || Een duivel. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|
21965 |
duivenhok |
duivenhok:
duvǝ(n)hǫk (L415p Opoeteren),
het doevehok (L415p Opoeteren),
duivenkooi:
du.(i)vəkūi (L415p Opoeteren),
duvekui (L415p Opoeteren),
dűvǝkű̄i̯ (L415p Opoeteren),
duivenkot:
du.(i)vəkot (L415p Opoeteren),
dűvǝkot (L415p Opoeteren),
dǫu̯vǝkǫt (L415p Opoeteren),
spijker:
de spieker (L415p Opoeteren),
spikǝr (L415p Opoeteren)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
22014 |
duivenmand |
kevie:
ənə kē.vi (L415p Opoeteren)
|
Een kevie (voor duiven). [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
spijker:
spi.kər (L415p Opoeteren),
spikǝr (L415p Opoeteren)
|
Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
wijfje:
wiefke (L415p Opoeteren)
|
duif, wijfje [ZND 39 (1942)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
dihil (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren),
duizelachtig:
dieselechtig (L415p Opoeteren),
verduizeld:
verdieseltj (L415p Opoeteren)
|
hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
20045 |
duizendschoon |
jonkertje:
jinkerke (L415p Opoeteren)
|
duizendschoon (Dianthus barbatus L.)
III-2-1
|
19310 |
durven |
dorren:
dorren (L415p Opoeteren),
durven:
durven doen (L415p Opoeteren)
|
durven [ZND 25 (1937)] || Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
deer (L415p Opoeteren),
der (L415p Opoeteren),
dēr (L415p Opoeteren)
|
duur [ZND A2 (1940sq)] || duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)], [ZND m]
III-3-1
|