e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaats schaats: schets (Overpelt), schetsən (Overpelt) Hoe noemt men de voorwerpen, bestaande uit een ijzer en een houten of metalen voetrust, die men onder de schoenen bindt om op het ijs te kunnen rijden? [Lk 01 (1953)] || Schaats. [Willems (1885)] III-3-2
schaatsen schaatsen jagen: sXeͅtsəjagən (Overpelt) Schaatsenrijden. [ZND B1 (1940sq)] III-3-2
schabbernak [znd 42] schabbernak: Neem hem bij den kraag.  pakt əm mɛ zənə sxabərnak (Overpelt) Kent ge een woord schabbernak ? uitspraak + betekenis [ZND 42 (1943)] III-1-3
schaduw, lommer koeleschaai: kuləsxəut (Overpelt), schaai: schaoj (Overpelt) schaduw (lommer) [RND] || Schaduw. Wij zitten in het lommer,... in de schaduw. [ZND 37 (1941)] III-4-4
schaften schoften: schoften (Overpelt) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: eten gedurende het werk [ZND 18G (1935)] III-2-3
schafttijd schoft: no. t sxuft (Overpelt) schafttijd [RND] III-3-1
schapenboer schaapsboer: sxobzbū.r (Overpelt) Landbouwer wiens voornaamste bedrijfstak de schapenkweek is. [JG 1a, 1b] I-12
schapenvet schaapsreut: Syst. Frings  šoͅpsrit (Overpelt) Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)] III-2-3
schapestal, schaapskooi schaapskooi: sxopskø̄i̯ (Overpelt) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
scharrelen scharren: sxē̜rǝ (Overpelt) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12