e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vis, algemeen vis: vis (Overpelt) vis [Willems (1885)] III-4-2
vishengel visgarde: vischgāerd (Overpelt), puntje onder beide es  vesgērt (Overpelt), è als père  vischgèrt (Overpelt), vislijn: vischlijn (Overpelt) Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] || Een lange stok om te vissen. [ZND B2 (1940sq)] III-3-2
vissen vissen: vissen (Overpelt) Visschen. [Willems (1885)] III-3-2
vitsen vitselen: vetsǝlǝ (Overpelt) Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.] II-9
vlaai vlaai: vloͅəi̯ (Overpelt), Syst. Frings  vlōͅ.i̯ (Overpelt) Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] || vlaai [ZND A2 (1940sq)] III-2-3
vlaai met reepjes deeg belegen vlaai: Syst. Frings  bəlei̯ə vloͅ.i̯ (Overpelt) Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaaienvulling spijs: Syst. Frings  spis (Overpelt) Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaams vlaams: hij kan vlamsch praəten (Overpelt), Vlams (Overpelt, ... ), vlamsch (Overpelt) Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || vlaams [ZND 23 (1937)] III-3-1
vlaamse gaai bonte melder: bonte melder (Overpelt), bonte meͅlder (Overpelt), boonte melder (Overpelt), bonte merel: bonte meirel (Overpelt), bontə mēͅ.rəl (Overpelt) gaai || gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || vlaamse gaai [ZND 01 (1922)] || vlaamse gaai (meerkol) [ZND 34 (1940)] III-4-1
vlag drapeau (fr.): drapeau (Overpelt), vaan: vaon (Overpelt), vlag: vlag (Overpelt, ... ), vlax (Overpelt) een vlag (die aan het huis wordt uitgestoken) [ZND B2 (1940sq)] || vlag [ZND 17 (1935)] III-3-1