22413 |
vishengel |
visgarde:
vischgair (K357p Paal),
vischgeir (K357p Paal),
vislijn:
vislijn (K357p Paal)
|
Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] || Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22414 |
vissnoer |
lijn:
lijn (K357p Paal)
|
Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22417 |
visvangst |
vangst:
vangst (K357p Paal)
|
Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
30189 |
vitsen |
vitsen:
vitsǝ (K357p Paal)
|
Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.]
II-9
|
20727 |
vlaai |
vlaai:
vlaai (K357p Paal),
vlāi̯ (K357p Paal),
Syst. IPA
vla͂i̯ (K357p Paal)
|
fijn gebak dat de huismoeders vooral ter gelegenheid van de kermis klaarmaken [ZND 48 (1954)] || Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] || vlaai [ZND A2 (1940sq)]
III-2-3
|
20730 |
vlaai met deegdeksel |
appelvlaai met scheel:
appelvlaai mit scheel (K357p Paal),
gescheelde vlaai:
geschulde vloaj (K357p Paal),
toeslag:
Syst. IPA
tuslax (K357p Paal),
vlaai:
vlaai (K357p Paal)
|
een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)] || Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20731 |
vlaai met reepjes deeg |
latjesvlaai:
Syst. IPA
leͅtəkəs˃vla͂i̯ (K357p Paal)
|
Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20729 |
vlaaienvulling |
spijs:
Syst. IPA
spāi̯s (K357p Paal)
|
Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21424 |
vlaams |
vlaams:
Vlamsch (K357p Paal)
|
vlaams [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
24266 |
vlaamse gaai |
roeter:
roeter (K357p Paal, ...
K357p Paal,
K357p Paal),
rowteͅr (K357p Paal)
|
gaai || vlaamse gaai [ZND 01 (1922)] || vlaamse gaai (meerkol) [ZND 34 (1940)]
III-4-1
|