34427 |
schaapsschaar |
schaap(s)scheer:
sxø̜psxēr (L355p Peer)
|
Bepaalde schaar waarmee men schapen scheert. [N 18, 119; monogr.]
I-12
|
28873 |
schaar |
scheer:
sxē̜r (L355p Peer)
|
Schaar, gereedschap van kleermaker en naaister. Een goede schaar is gemaakt van staal en ijzer. Het snijvlak van de schaar moet van staal vervaardigd zijn. Het bovenoog, waarin de duim rust, is kleiner en ronder dan het onderoog waarin de vingers rusten (Papenhuyzen III, pag. 9). In dit lemma zijn de vragen ø̄Hoe noemt u de schaar in het algemeen?ø̄ (N 59, 16a), ø̄Hoe noemt u de grote schaar?ø̄ (N 59, 16b), en ø̄Hoe noemt u de kleine schaar?ø̄ (N 59, 16c) samengevoegd. Binnen dit lemma zijn de antwoorden onderverdeeld in drie groepen die beantwoorden aan de driedelige vraagstelling. Zie afb. 8. [N 59, 16a; N 59, 16b; N 59, 16c; N 62, 54; L 45, 14; L A2, 317; Gi 1.IV, 22; MW; S 30; monogr.]
II-7
|
19473 |
schaarde |
schaarde:
sxārt (L355p Peer)
|
schaard, stukje uit den snijkant van een mes [ZND 06 (1924)]
III-2-1
|
22314 |
schaats |
schaats:
scha:tsə (L355p Peer),
schaats (L355p Peer)
|
Hoe noemt men de voorwerpen, bestaande uit een ijzer en een houten of metalen voetrust, die men onder de schoenen bindt om op het ijs te kunnen rijden? [Lk 01 (1953)] || Schaats. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22313 |
schaatsen |
schaatsen:
schaatsen (L355p Peer, ...
L355p Peer)
|
Ik ga schaatsenrijden. [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
18181 |
schabbernak [znd 42] |
schabbernak:
Op zwier gaan.
op sjabbernak gaun (L355p Peer)
|
Kent ge een woord schabbernak ? uitspraak + betekenis [ZND 42 (1943)]
III-1-3
|
25043 |
schaduw, lommer |
killeschaai:
ve zitten in de kiele schaai (L355p Peer),
we zitte in de kieleschaai (L355p Peer),
schaai:
schááj (L355p Peer)
|
schaduw (lommer) [RND] || Schaduw. Wij zitten in het lommer,... in de schaduw. [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
21483 |
schafttijd |
eten:
no.d e.tə (L355p Peer)
|
schafttijd [RND]
III-3-1
|
19129 |
schande |
schande:
⁄t es schān (L355p Peer),
⁄t es ən schān (L355p Peer)
|
t Is een schande. [ZND 06 (1924)]
III-3-3
|
34435 |
schapenboer |
schaapsboer:
sxōi̯bzbū.r (L355p Peer)
|
Landbouwer wiens voornaamste bedrijfstak de schapenkweek is. [JG 1a, 1b]
I-12
|