e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sjees sjees: šīs (Peer), sjeesje: šiǝskǝ (Peer) Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13
sla, algemeen salade: slāi (Peer) [Goossens 1b (1960)] I-7
slaan houwen: bunt ɛn blā gəhòut (Peer), slaan: peers en bleu geslagen (Peer) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
slachten slachten: sláxtǝ (Peer) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slachtklaar gereed: gǝrit (Peer), goed: gut (Peer), vaardig: vɛ̄rǝx (Peer), vet: vɛt (Peer) Bij het lezen van dit lemma moet men beseffen dat het begrip "slachtklaar" door de respondenten verschillend opgevat kan zijn. De betekenis kan zijn "vet genoeg om geslacht te worden" of "gereed staande voor de slachter of het slachthuis". [N 3a, 78] II-1
slachtrijp gereed: gǝrit (Peer), goed: gut (Peer), vaardig: vɛ̄rǝx (Peer), vet: vɛt (Peer) Vet genoeg om geslacht te worden, gezegd van het mestkalf. [N 3A, 78] I-11
slag klets: klets (Peer), lap: lap (Peer), mots: mots (Peer), patat: petat (Peer), slag: slāch (Peer) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] || slag, klap, stoot [ZND 06 (1924)] III-1-2
slaglijnen litsen: letsǝ (Peer), slaglijnen: slaxlęjnǝ (Peer) De drie of vier touwen waarmee de zeilen in gedeeltelijk opgerolde toestand worden vastgelegd. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛkoordjeɛ, ɛhalflijnɛ en ɛstroomlijnɛ.' [N O, 5f; N O, 5e; N O, 5j; N O, 5b; A 42A, 70; A 42A, 71] II-3
slagschei slagschei: slaxsxē̜ (Peer) De verbindingsschei(en) waarop de neergeslagen bak van de slagkar rust. [N 17, 19; N G, 56d] I-13
slak slak: sleͅk (Peer), slɛk (Peer), slaks: sleks (Peer), sleͅks (Peer) slak [Willems (1885)] || slak, alg. [RND], [ZND 06 (1924)] III-4-2