21555 |
frankrijk |
frankrijk:
Ve hemmen in Frankrek gezèten (L355p Peer),
weë heͅmmen eͅn Frankriujk gezëten (L355p Peer),
Wê hemmen in Frankrijk gezetēͅn (L355p Peer)
|
Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
17598 |
fronsen |
samentrekken:
B.v. Ge krijgt `n hiejel gerimpelt vel as ge oewer wenkbrouwen dikwijls samentrekt.
samentrekke (L355p Peer)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, fronselen, rimpelen). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20586 |
fruit bewaren |
drogen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51 (de appel lete driege)
driege (L355p Peer),
fruit in de muik steken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
fre͂ͅt eͅn də mūk stēͅkən (L355p Peer),
in de muik steken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
in de mōēk stèken (L355p Peer),
muiken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
mōēken (L355p Peer),
mūəkən (L355p Peer)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)], [ZND 38 (1942)]
III-2-3
|
33529 |
fruit, ooft |
fruit:
frēͅt (L355p Peer)
|
[ZND 05 (1924)]
I-7
|
19094 |
futloze jongen |
lummel:
da’s ne limmel (L355p Peer),
dè’s ne limmel (L355p Peer),
pisje:
da’s e piske (L355p Peer)
|
Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
21557 |
gadeslaan? |
gadeslaan:
De zaken gaai slaan (L355p Peer),
zen zāken gāislø͂ͅn (L355p Peer),
Z⁄n zake gaisle.en (L355p Peer),
opletten:
Goed op z⁄n zaken letten (L355p Peer)
|
Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
26328 |
gaffelreep |
reep:
reep (L355p Peer)
|
Het dikke touw zonder einde dat in een grote lus tussen de gaffels over het gaffelwiel loopt; de molenaar hijst er bij windstilte de zakken mee op. Zie ook afb. 65. [N O, 25p; A 42A, 47; A 42A, 43; A 42A, 46]
II-3
|
26327 |
gaffelwiel, gaffelrad |
gaffelrad:
gafǝlrāt (L355p Peer)
|
Het met ijzeren of houten haken (gaffels) bezette wiel aan de luias, waarover de gaffelreep loopt. Zie ook afb. 65. [N O, 25n; A 42A, 46; N O, 25l]
II-3
|
21314 |
galgenaas |
bandiet:
ene bandiet (L355p Peer),
crapule (fr.):
krapul (L355p Peer),
gemenerik:
ene gemēͅnerik (L355p Peer),
voyou (fr.):
Van Dale (FN): voyou, schooier, deugniet, gannef.
vai-jou (L355p Peer)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
23265 |
galmgaten |
almengaten:
de ālmeͅgāter (L355p Peer),
galmgaten:
de galmgaten (L355p Peer, ...
L355p Peer),
galmgaten (L355p Peer)
|
De open vensters in de klokketoren, waardoor het geluid van de klok(ken) naar buiten galmt [schalvensters, almsgatter, galmgaten?]. [N 96A (1989)] || Galmgaten (in de kerktoren om de klokkenklank door te laten). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|