21404 |
zeggen |
zeggen:
zekkə (L381b Pey)
|
zeggen; ik ben bij de vrouw geweest en heb het tegen haar gezegd; ze zeide, dat ze het ook aan haar dochter zou - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
19718 |
zeven |
zeven:
zeeve (L381b Pey),
zeevə (L381b Pey, ...
L381b Pey),
zijen:
ziejə (L381b Pey)
|
zeven; Hoe noemt U: Door een zeef laten lopen (zeven, ziften) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
17938 |
zich haasten |
vooruitmaken:
vroetmake (L381b Pey),
zich spoeden:
ŏĕs spōjə (L381b Pey),
òs spooje (L381b Pey)
|
zich haasten: we moeten ons haasten [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
17644 |
zijde |
zij:
pien in de ziej (L381b Pey)
|
zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)]
III-1-1
|
33602 |
zilveruitje |
sint-jansuntje:
Sint Jans-unke (L381b Pey),
St. Jansun-kes (L381b Pey)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
22771 |
zingen |
fluiten:
fluite (L381b Pey)
|
het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20189 |
zoon |
jong:
jong (L381b Pey, ...
L381b Pey,
L381b Pey),
jŏng (L381b Pey),
jòng (L381b Pey, ...
L381b Pey,
L381b Pey,
L381b Pey,
L381b Pey),
jongetje:
cf. VD s.v. "jonkske
jungske (L381b Pey),
kereltje:
kairelke (L381b Pey),
mannetje:
cf. VD s.v. "manneke
menke (L381b Pey),
zoon:
zoon (L381b Pey, ...
L381b Pey),
zóón (L381b Pey)
|
(zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; de zoon van de smid is timmerman; volw. [DC 12a (1943)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
20826 |
zout |
zout:
zawt (L381b Pey, ...
L381b Pey,
L381b Pey)
|
zout [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
21072 |
zuigen |
zuiken:
zōēkə (L381b Pey),
zūkə (L381b Pey)
|
zuigen [DC 38 (1964)]
III-2-3
|
20518 |
zure haring |
rolmops:
rolmops (L381b Pey),
zure haring:
zoere hīēring (L381b Pey)
|
rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)]
III-2-3
|