e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q161p plaats=Piringen

Overzicht

Gevonden: 1033

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloemperk bedje: betšə (Piringen) [Goossens 1b (1960)] I-7
blutsen blutsen: blətsen (Piringen) De appels niet blutsen. [ZND 21 (1936)] III-1-2
bochel kroef: kroeəf (Piringen) Hij heeft een bochel. [ZND 21 (1936)] III-1-2
bodem bodem: boi̯ǝm (Piringen) De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.] I-13
boek boek: boek (Piringen) boek [ZND 21 (1936)] III-3-1
boekweit boekweit: bukǝt (Piringen) Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.] I-4
boerenzwaluw, zwaluw zwaluwmannetje: zwoͅi̯ləmɛnəkəs (Piringen) zwaluw (mv.) [RND] III-4-1
bont en blauw slaan zwart en blauw houwen: zwat ɛm blā gəhaout (Piringen), zwart en blauw slaan: zwat ɛm bla͂ gəslaogə (Piringen) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
boog boog: bu.əch (Piringen) boog [RND] III-3-2
boom (alg.) boom: bo:m (Piringen) boom [RND] III-4-3