e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trappist trappist: trappis (Roermond) Een Trappist [Latrap]. [N 96D (1989)] III-3-3
traproede traproede: traprooj (Roermond) traproede III-2-1
trede trede: trē̜ (Roermond) De ijzeren opstapper die bij de huifkar aan een van de berries is opgehangen. Bij het rijtuig maakt de trede deel uit van de bak. [N 17, 39; N G, 59d; monogr.] I-13
trein trein: treen (Roermond), trein (Roermond), treīn (Roermond) een reeks spoorwagens die door een locomotief tegelijk worden voortgetrokken [trein, vapeur, avapeur] [N 90 (1982)] III-3-1
treiteren judassen: joedasse (Roermond), jōē:dasse (Roermond), kwellen: kwelle (Roermond), plagen: plao:ge (Roermond), plaogə (Roermond), tempteren: ta:mte:re (Roermond), transeneren: tra:nsene:re (Roermond), treiteren: trae:tere (Roermond) judassen || lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)] || plagen || plagen, treiteren || tempteren || treiteren III-1-4
treiterkop geniepige, een -: geniepige (Roermond), neetoor: neet oor (Roermond), neetoo:r (Roermond), stiekeme, een -: sjtiekeme (Roermond) iemand die in het geniep, stiekem plaagt [neetoor] [N 85 (1981)] || valsaard III-1-4
trek, eetlust appetijt: appetiet (Roermond), appetīēt (Roermond), àppətĭĕt (Roermond), goesting: goesting (Roermond, ... ), honger: hònger (Roermond), zin: zin (Roermond, ... ), zinne (Roermond, ... ) trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)] III-2-3
trekhaken, -ogen haken: %%enkelvoud%%  hǭk (Roermond), ogen: ǫu̯gǝ (Roermond), trekhaken: trękhø̜̄k (Roermond) IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12] I-10
trekharmonica accordeon: accordeon (Roermond), harmonica: harmonica (Roermond), monica: monəka: (Roermond, ... ) Harmonika: harmonika. || Hoe noemt men in uw dialect de trekharmonica of accordeon? Het gaat om de meest gebruikte benaming, niet om grappige namen. [DC 52 (1977)] || Moneka*: accordeon. III-3-2
trekken trekken: trekke (Roermond, ... ), trēkke (Roermond) Trekken: een kracht op iets uitoefenen om het te doen bewegen in de richting naar zich toe (trekken, tij(g)en). [N 84 (1981)] III-1-2